Sander de Hosson is onze plenaire openingsspreker van dit congres. Hij geldt als een bevlogen longarts en is auteur van de boeken 'Slotcouplet' en 'Leven toevoegen aan de Dagen'. Tijdens deze lezing zal hij ons vertellen over de fysiologische processen die zich in de stervensfase afspelen en het ongekende belang van goed en volledig begeleiden van patient en naasten door de complexe wereld van de stervensfase. Hij geeft inzicht in de symptomen van sterven, het markeren van de stervensfase, geeft invulling aan het begrip compassie en gaat in op mogelijke wensen en behoeften van stervende patiënten en hun families.
Interview met Sander de Hosson, longarts
Nooit meer liegen. Niks meer kopen. Onbevangen kijken naar de héle mens. Staan voor veiligheid en rechtvaardigheid. Voor Sander de Hosson weegt zijn belofte zwaar.
Sander de Hosson (46) is longarts bij het Wilhelmina Ziekenhuis Assen. Samen met Els Quaegebeur schreef hij het boek Leven toevoegen aan de dagen (2023).
“Het belangrijkste zinnetje in de eed van Hippocrates die ik heb afgelegd, is voor mij: ‘Ik zal aan de patiënt geen schade doen.’ Als longarts/oncoloog zie ik veel mensen met ziektes die een dodelijk verloop hebben. Vaak gaat het er in de zorg om dat de patiënt zo lang mogelijk leeft. Mij gaat het er vooral om dat de patiënt zo goed mogelijk kan leven. Dat is mijn belangrijkste behandeldoel. Het is moeilijk, want ergens in het traject kom je onvermijdelijk voor dilemma’s te staan. Help ik iemand nog wel met mijn behandeling? Misschien zijn die extra weken die iemand daardoor krijgt wel heel verschrikkelijk.
In de loop van mijn carrière ben ik palliatieve zorg steeds belangrijker gaan vinden. Als arts ben ik vrij éendimensionaal klaargestoomd om mensen te behandelen bij lichamelijk lijden. De mantra was: je gaat genezen. Dat is een van de grootste weeffouten van de geneeskunst, vind ik: wij genezen namelijk soms wel, maar heel vaak ook niet. Als dat niet kan, moeten we vooral zorgen dat we werken aan kwaliteit van leven.
Ongeneeslijk zieke mensen krijgen allemaal in meer of mindere mate te maken met grote levensvragen. Waarom overkomt mij dit? Hoe kan ik nog iets van mijn leven maken? Ik zou graag vaker een langer gesprek willen voeren met patiënten om erachter te komen wat hen bezighoudt. Dat is belangrijk, bovendien: als er zingeving problemen zijn waaraan je voorbijloopt, kun je tegen pijn bijvoorbeeld nóg zo veel morfine geven, maar dan behandel je hem niet optimaal. Maar ja, voor een consult staat vijftien minuten en daarin moeten we het uiteraard ook hebben over benauwdheid, pijn en misselijkheid. Mijns inziens is dat laaghangend fruit. Door steeds alleen maar bezig te zijn met uitzichtloze behandelingen is er geen ruimte voor een goed afscheidsproces. Dat vind ik jammer voor de patiënt, maar ook voor diens naasten. Ik vind dat je naar de hele mens moet kijken, niet alleen naar die tumor.
Stap één is maatschappelijke bewustwording, ook over dood en sterfelijkheid. Als we het over dood en sterfelijkheid hebben, hebben we het ook over het leven: hoe kun je ervoor zorgen dat die laatste weken of maanden nog veel waarde kunnen toevoegen? Aan die bewustwording lever ik graag een bijdrage. Dat is een belofte die ik mezelf heb gedaan: ik wil gewoon dat onze zorg voor de hele mens beter wordt.”
Bron: Humanistisch Verbond (2024)