In de rubriek 'Die ene palliatieve patiënt' vertelt een zorgverlener over een patiënt die indruk heeft gemaakt of een nieuw inzicht heeft gegeven. Deze eerste aflevering met Etje Verhagen, geestelijk verzorger en psycholoog.
‘Kees (38) heeft een tumor in zijn maag. Toen ik voor het eerst met hem sprak was de verwachting dat hij niet lang meer zou leven. Dat is vier jaar geleden. Zijn kwaliteit van leven is laag. Hij kan niet normaal eten en krijgt sondevoeding. Eten is betekenisvol. Het is sociaal en samen bedenken wat je wilt eten en dat samen klaar maken is gezellig. Dat moet Kees dus missen. Zijn sonde raakt regelmatig geïnfecteerd en dan moet hij weer een aantal dagen worden opgenomen. Al een paar keer dachten we dat het de laatste keer zou zijn, maar telkens knapt hij weer op. Hij wil blijven leven. Hij wil er zijn voor zijn vrouw. Zijn geloof maakt euthanasie onmogelijk, maar zijn leven is wel erg moeizaam. Hij kan niet meer werken en is erg beperkt in zijn mogelijkheden.
Soms zie ik hem een paar maanden niet, dan weer wat vaker. Ik laat het initiatief aan hem, maar bel af en toe wel tussendoor. Als ik met hem praat geef ik hem erkenning en probeer ik samen met hem uit te vinden welke zingevende activiteiten hij zou kunnen ondernemen. Zoals helpen in de kringloopwinkel, een schrijfcursus volgen, of plannetjes maken voor kleine uitstapjes met zijn vrouw. Dat is soms wel een worsteling. Zijn vrouw is overdag aan het werk. Kees moet de tijd stuk slaan. Ik vind het indrukwekkend dat Kees volhoudt. Hij voelt zich schuldig dat zijn vrouw zoveel tijd kwijt is met zijn verzorging. Ik overleg soms met artsen over ondersteuning met medicatie, soms met thuiszorg, alles gericht op zijn levenskwaliteit. Enige tijd geleden hebben Kees en ik zijn uitvaart besproken. Alles daarvoor is nu geregeld en dat geeft hem wel rust. Ik sta met lege handen tegenover de ziekte, maar kan hem wel ondersteunen bij het zoeken naar mogelijkheden om zijn welbevinden te verhogen. Dat Kees het volhoudt is ook omdat hij hoopt op een nieuw, experimenteel medicijn. Dat zou het voor hem mogelijk maken om weer gewoon te eten, maar de komst van dat medicijn is vertraagd.
Kees is blij dat ik kom. Ik ben er inmiddels meer dan twintig keer geweest. Als ik merk dat hij zich gehoord voelt, krijg ik energie. Soms twijfel ik wel eens. Vraag ik me af of ik het wel goed doe. Bij Kees voel ik regelmatig dat ik iets voor hem kan betekenen. Dat is een voorrecht. Daar doe ik het voor. Ik zeg nooit dat ik niet meer kom. Ik ben geraakt door de last die langer doorleven kan geven naast natuurlijk ook de vreugde van het nog niet hoeven sterven. Die dubbelheid en ook wat het vraagt van de mensen om de patiënt heen, hoe ze er toch allemaal weer proberen iets moois en goeds van te maken en dat maar blijven volhouden, dat vind ik indrukwekkend. Als Kees belt kom ik weer.’