Longarts Anne-Marije Buiter (37) vertelt ergens halverwege ons gesprek over palliatieve zorg in haar praktijk, dat ze aan het eind van haar opleiding tot longarts van haar opleider te horen kreeg dat ze veel te holistisch was om longarts te worden. Of ze niet beter huisarts kon worden? Dat verwarde haar behoorlijk: hoezo? Waarom past denken aan de hele patiënt niet bij een longarts? Er is toch meer te bespreken dan testen en fysiek behandelen? Het verwart haar nog steeds.
‘Het is zo tegenstrijdig! De overheid investeert in campagnes over ‘Samen beslissen’ en recent nog ‘Ongeneeslijk, niet uitbehandeld’. Maar de praktijk is anders. Nog lang niet iedere arts beschouwt palliatieve zorg als een onderdeel van het vak. En er is ook helemaal geen tijd voor. Geen declarabele tijd, bedoelt Buiter dan.
Onlangs gaf ze een webinar over palliatieve zorg bij COPD. Aan het slot van haar eigen deel van het webinar doet ze een duidelijk appèl. Op de dia over multidisciplinaire zorg zien we een patiënt in bed, twee naasten en een zorgverlener. ‘Het kan echt, die multidisciplinaire aanpak: de longarts, longverpleegkundige, de verpleegkundig specialist. Die vormen samen de hoeksteen van longzorg. Maar de fysiotherapeut, de diëtist, de geestelijk verzorgende, de huisarts, de buurtzorg, de thuiszorg zijn betrokken in het web rond het bed van de COPD patiënt. Dat zijn heel veel mensen die allemaal hun eigen belangrijke input hebben. We moeten elkaar leren vinden en we moeten leren naar elkaar te luisteren om te kijken waar eventuele knelpunten zitten. Dit is makkelijk gezegd, maar de praktijk is vaak weerbarstig. Palliatieve zorg regel je ook niet in één gesprek, daar zijn vaak meerdere kleine sessies voor nodig.’
Van appèl naar noodklok
Elkaar vinden en dus vanuit meerdere disciplines over patiënten spreken blijkt in de praktijk schier onmogelijk. Ten eerste beschikken niet alle betrokken zorgverleners over de patiëntgegevens. Die zijn bovendien privacygevoelig, dus even mailen over een patiënt gaat vaak niet. Maar bellen komt vaak niet uit. Wanneer de ene zorgverlener tijd heeft, heeft de ander dat net niet. ‘Je zou standaard dagelijks een uur de tijd moeten hebben om patiënten te kunnen bespreken met andere behandelaars en betrokkenen.’ Als Buiter die gesprekken wel wil voeren, moet dat in haar eigen tijd. Als ze tot vier uur op de poli staat geroosterd, dan plant ze de patiënten met wie ze een palliatief gesprek wil voeren aan het slot. Dan kan ze uitlopen.
Palliatieve zorg als hobby?
Buiter benoemt een enorme spagaat: palliatieve zorg leidt tot minder behandelingen en dus minder inkomsten terwijl ziekenhuis en farmaceuten willen behandelen, want dat is het verdienmodel. Het is die perverse prikkel van de marktwerking in de zorg, die palliatieve zorg tot hobby van artsen maakt. En dat niet alleen. Diezelfde prikkel frustreert ook innovatie op het gebied van palliatieve zorg, want als arts kan je de uren die je besteedt aan onderzoek naar palliatieve zorg ook niet declareren. ‘Artsen hebben het druk genoeg, dus dat onderzoek blijft uit. En projecten waar niet-declarabele tijd in gaat zitten, worden tegengehouden. Je ziet ook dat onderzoeken met als uitkomst dat behandelen vaak niet leidt tot een langer en een prettiger leven, maar een goed palliatief zorgtraject wel, in lades verdwijnen. Want: niet behandelen? Geen inkomsten.’
Palliatieve zorg vang je niet in een verdienmodel
‘Hoe bereken je het rendement van een gesprek over wel of niet behandelen? Of over de andere domeinen van zorg: het sociale, het zingevingsdomein, het psychische? Die gesprekken zijn niet letterlijk winstgevend. Daar betalen de zorgverzekeraars niet voor en daar verdienen de farmaceuten geen geld mee.’ De overheid predikt al jaren marktwerking in de zorg, in het onderwijs. Buiter gelooft er niet in. Er moet een knop om. ‘Nu krijg je alleen een 10 als je fysiek behandelt. Kijk je ook naar de andere domeinen, dan krijg je nooit een 10, want de uren die je daaraan besteedt vallen buiten je taakstelling, kan je nooit verantwoorden en worden niet betaald. Ook al is het voor de patiënt beter - soms zelfs veel beter - om breder te kijken.
Er zijn inmiddels verschillende richtlijnen en protocollen verschenen over behandeling van symptomen in de palliatieve fase, dus er is al heel veel meer informatie en kennis voorhanden dan een decennium geleden. Het is nu zaak dat de implementatie hiervan in het dagelijks handelen een steeds prominentere plek krijgt. En hoe mooi zou het zijn als het 'rendement’ van palliatieve zorg ook wordt gezien als een volwaardig onderdeel van behandelen.
Dan komt het vast goed.
De redactie van Carend houdt even vakantie. Op onze website en via social media delen we deze maand de meestgelezen artikelen en columns van het afgelopen jaar. Wij wensen iedereen een fijne zomer toe, op vakantie of thuis, in ons eigen land of ver weg. En voor iedereen die doorwerkt: werk-ze!