‘Als spoedarts eerste hulp maak ik veel reanimaties mee. Dan staan we met twintig mensen om iemand heen maar als de patiënt twee minuten later dood is, sta ik daar opeens alleen met verpleegkundigen. Dat is bizar. Ik ben contact gaan zoeken met nabestaanden en dat is nu een onderdeel van mijn werk geworden. Ik hoop dat meer ziekenhuizen dit gaan doen.’
Sinds twee jaar is Adriaenssens werkzaam in het Maastricht UMC. Daarvoor werkte zij in een regionaal ziekenhuis in Vlaams Limburg ‘Ik zocht altijd al contact met nabestaanden wat heel erg gewaardeerd wordt. Omdat we het zo belangrijk vinden hebben we er over geschreven. Mijn leidinggevende deed dat onder meer op Linked in met veel reacties als gevolg. Ik was al twee jaar bezig met nabestaandenzorg in mijn eigen tijd. Toen dit uit zijn voegen begon te barsten heb ik gevraagd of dit in mijn functie kon en heb daar nu twintig procent van mijn werktijd voor. Dus kan ik er nu gestructureerd aan werken en ook onderzoek verrichten. Hier ben ik het ziekenhuis heel dankbaar voor. Want dat is niet zo gewoon weet ik inmiddels.’
Na de dood van een patiënt moeten nabestaanden geïnformeerd worden, die zijn er niet altijd bij. ‘Dat is lastig werk, zeker als jonge verpleegkundigen of jonge artsen in opleiding dat moeten doen. Ik begon op een gegeven moment met het versturen van handgeschreven rouwkaartjes aan nabestaanden, samen met onze secretaresse. Dat doe ik een week na de dood. Na zes weken stuur ik een bericht waarin ik mensen uitnodig om te komen praten als ze dat willen. Een op de zeven nabestaanden gaat daar graag op in. Die gesprekken gaan vaak over de doodsoorzaak en daarnaast willen mensen graag hun verhaal kwijt.’
Adriaenssens merkt in de gesprekken dat nabestaanden deze aandacht heel erg op prijs stellen. ‘Het is vaak troostend. Meestal zijn het vrouwen die komen omdat mannen nu eenmaal vaker een hartaanval krijgen. Vaak komen ze met een of twee kinderen. Soms vragen ze zich af of ze meer hadden kunnen doen. Ook komen mensen om praktische redenen, bijvoorbeeld om een paar schoenen op te halen. Ik ontvang hen in een apart kamertje op de poli omdat de afdeling eerste hulp te confronterend kan zijn. Ik moedig mensen wel aan om daar te komen want in die confrontatie zit ook een stuk verwerking. Maar als het te vroeg is respecteren we dat. Bij toeristen en die zijn er best veel in Maastricht, is het contact per telefoon of zoom.’
De waarde van contact met nabestaanden is groot, aldus Adriaenssens. ‘Ik denk dat het mensen enorm kan helpen bij de verwerking van het verlies. Sommigen hebben geen groot eigen netwerk of kunnen daar niet goed terecht. Anderen zijn eenzaam. Soms verwijzen we door naar psycholoog of naar lotgenotencontact. Nabestaandenzorg is niet duur. Het kost de maatschappij veel geld als mensen met pathologische rouw langdurig niet kunnen werken, dure medicijnen slikken en allerlei artsen of hulpverleners aflopen. Wij kunnen met weinig geld nuttige dingen doen.’
Aandacht, zorg en samenwerken: kernwoorden als het gaat om meer oog voor naasten en nabestaanden van mensen die niet meer beter worden. Binnen de palliatieve zorg draait het natuurlijk vaak om de patiënt – maar diens partner, kinderen, familieleden of vrienden hebben hun eigen weg te gaan. Hoe kan jij als zorgverlener goed voor naasten en nabestaanden zorgen? En met welke tools of organisaties kun je die zorg beter op de kaart zetten binnen jouw organisatie? Op donderdag 23 mei 2024 organiseert Carend het Naasten- en Nabestaanden Congres (voor zorgverleners) in Zwolle. Meer informatie vind je hier.