“Beeldende begeleiding is geen therapie, maar kan wel therapeutisch zijn.”
Redacteur Jet Wedda in gesprek met Karin Brandt, beeldend begeleider
Karin Brandt (1959) begon haar werkzame leven als sociaal-cultureel werker. Daarna had ze een eigen praktijk in communicatietraining en was ze supervisor in de gezondheidszorg. Na een aantal jaar was het tijd voor iets nieuws en tijdens een sabbatical besloot ze de opleiding tot kunstzinnig coach te volgen. Ze had al langer affiniteit met het begin en het einde van het leven, maar vond denken over de dood ook beangstigend. Na afronding van de coach opleiding bracht het overlijden van haar moeder, en de ontmoeting met een bestuurslid van een hospice, haar dichter bij de palliatieve zorg. Doordat haar moeder de dood zonder angst tegemoet ging, durfde Karin de stap te zetten richting het werken in een hospice. Zo werd ze beeldend begeleider.
Hoe is het beroep beeldend begeleider ontstaan?
‘In 2011 ben ik begonnen in een hospice. Ik was kunstzinnig coach, maar voelde direct dat de coachende manier van werken daar niet passend is. Ik begreep dat het begeleiden van mensen in hun laatste levensfase om iets anders vroeg. Ik koos voor de benaming “beeldend begeleider” en begon stapsgewijs, in verbinding met de praktijk, het vak beeldende begeleiding in de laatste levensfase te ontwikkelen. In 2015 werkte ik samen met Stichting Leerhuizen Palliatieve Zorg. We kregen subsidie van het KWF om beeldende begeleiding in meerdere hospices in te bedden. Zo kwamen er beeldend begeleiders bij. Vanaf dat moment heb ik niet alleen mijn eigen ervaringen om op te koersen, maar ook die van collega’s. We hebben een netwerk opgericht en gezamenlijk ons vak verder doorontwikkeld.’
Wat doe je als beeldend begeleider?
‘Zorgverleners denken vaak dat beeldende begeleiding draait om creatief bezig zijn. Ik kom er steeds meer achter dat het creatieve een natuurlijk onderdeel is van het vak, maar dat de essentie gelegen is in de wijze waarop ik bij bewoners aanwezig ben. De kennismaking is erg belangrijk. Daarin kunnen bewoners ervaren wie ik ben en voelen of ze met me in zee durven en willen. Ik reik de mogelijkheid van beeldende begeleiding aan en wacht of dat iets in de ander raakt. Als dat zo is, gaan we met elkaar op zoek naar wat iemand wil en hoe. Als beeldend begeleider sluit ik zorgvuldig aan bij de wensen van bewoners. De bewoner heeft de regie, ik volg en faciliteer. Het beeldend materiaal in beeldende begeleiding is divers, iedere bewoner heeft een andere voorkeur.’
Wat is het verschil tussen beeldend begeleiden en creatieve therapie?
‘Er zijn een aantal grote verschillen. Mensen gaan uit eigen beweging naar therapie of worden verwezen. Ik ga als beeldend begeleider naar de mensen toe, zonder verwijzing. Ik kijk niet naar wat het probleem is, of wat ontwikkeld moet worden. Ik richt mijn blik op wat voor deze persoon belangrijk of fijn is om te doen: welk verlangen heeft de bewoner in dit laatste stuk van zijn/haar leven en hoe kan het beeldende aspect daar - misschien - recht aan doen? Beeldende begeleiding is geen therapie met behandeldoelen, maar kan wel therapeutisch zijn, heilzaam. Beeldende begeleiding kan om langer durende contacten gaan maar soms ook korte, betekenisvolle momenten brengen: Ik kwam eens bij een mevrouw. Ze was intens bleek, en lag zo vermoeid en kwetsbaar in bed dat ik me afvroeg of ik misschien beter niet naar haar toe had kunnen gaan. Maar ze vroeg me wie ik was en wat ik kwam doen. Ik vertelde kort iets over mijn werk en vroeg of ze wilde dat ik op een later moment terug zou komen. Ze antwoordde: “Misschien komt er geen later moment. Ik wil het nu.” Ze koos een doosje uit
mijn voorraad en tekende daar, met de energie die ze nog had, een hartje op. Het was een geschenk voor haar dochter. Mevrouw overleed een aantal dagen later.’
Waar wordt de beeldende begeleiding aangeboden?
‘Voornamelijk in hospices, maar recentelijk ook in verpleeghuizen of, in samenwerking met de wijkzorg of de vrijwillige palliatieve zorg thuis. En hoe mooi zou het zijn als het in de nabije toekomst ook in ziekenhuizen onderdeel wordt van de palliatieve zorgverlening.’
Je hebt praktijkonderzoek gedaan naar hoe het beeldende betekenis kan hebben in de tijd van afscheid nemen. Kan je daar iets over vertellen?
‘Zorgverleners die onbekend zijn met beeldende begeleiding denken vaak dat het vooral afleiding brengt, maar het brengt zoveel meer dan dat. Het kan mensen een taal geven om zich te uiten. In het begin dacht ik dat mensen vooral zouden schilderen om hun boosheid of verdriet uit te drukken. Dat gebeurt weleens, maar vaker willen bewoners iets maken voor hun dierbaren om hen te bedanken voor de goede zorgen, aandacht en steun. En om uit te drukken
hoeveel ze van hen houden. Of iemand kan plezier hebben in het maken en trots zijn omdat hij of zij iets moois heeft gemaakt. Het ervaren van dit soort momenten is van grote waarde in die laatste fase. Er zijn ook mensen die iets willen achterlaten als troost. Zo maakte een jonge vader een troostdoosje voor zijn kind met daarin symbolische geschenken en een brief. Ik proefde zijn verlangen als vader nog iets voor zijn kind te kunnen betekenen, ook als hij er
niet meer zou zijn. Als bewoners dat willen, kunnen naasten worden betrokken: een gezin met elkaar, een opa met zijn kleinkinderen, vriendinnen samen. Beeldende begeleiding faciliteert dan intieme momenten waarin de onderlinge verbinding diep voelbaar is. Dit geeft herinneringen die troost kunnen bieden aan de nabestaanden.’
Hoe verhoud jij je tot de ander binnen de beeldende begeleiding?
‘De presentiebenadering is steeds meer mijn leidraad geworden. Het heeft me gevormd tot de begeleider zoals ik nu ben. Er is heel veel over presentie te zeggen, maar in een notendop gaat het om mensen met open blik ontmoeten. Aandachtig aanwezig zijn en zorgvuldig afstemmen op de ander en werken vanuit professionele nabijheid. In het contact leren wat iemand goed doet en dat als begeleider volgen.’
Je hebt een leergang opgezet voor mensen die beeldend begeleider willen worden. Kan iedereen deze scholing volgen?
‘De leergang is bedoeld voor zorg- en hulpverleners van verschillende disciplines die werkzaam zijn of willen zijn in de palliatieve zorg. Ze hoeven niet kunstzinnig te zijn, maar wel affiniteit te hebben met het beeldende en zich daarin willen ontwikkelen.’
Wat heeft het werken als beeldend begeleider jou gebracht?
‘Intense ervaringen en ontmoetingen met zoveel verschillende mensen. Dat voelt als grote rijkdom. Ik vind het bijzonder en vaak ontroerend dat ik een stukje mee mag lopen in die kwetsbare en kostbare tijd. Ik denk dat ik een beetje een ander mens ben geworden door dit werk. Als trainer was ik veel vanuit mijn hoofd bezig, ik had te maken met trainingsdoelen die behaald moesten worden. In dit werk ben ik aanwezig vanuit mijn hart, ben ik aandachtig present.’
Je hebt twee mooie boeken geschreven over beeldende begeleiding in de laatste levensfase. Is er nog iets wat je wilt bereiken als beeldend begeleider?
‘Mijn streven is dat beeldende begeleiding een vanzelfsprekend onderdeel wordt van de palliatieve terminale zorg. Daarvoor is enerzijds het opleiden van beeldend begeleiders van belang. En anderzijds dat beeldende begeleiding meer bekend wordt. Daarom heb ik mijn boeken geschreven. Sander de Hosson schreef in het voorwoord van mijn laatste boek: “Ik hoop dat deze vorm van begeleiding een brede weg naar de zorg vindt”. En dat hoop ik ook!’
Meer lezen over het bijzondere werk van Karin? Dat kan op haar website. Karin deelde ook een verhaal uit de praktijk op Carend. De foto onderaan dit interview is gemaakt door Anja Barendrecht, zij heeft meegewerkt aan het boek Een luchtballon zonder koord.