Vaststellen van de dood en de lijkschouw

Auteur: Sander de Hosson
01.05.2023
Vaststellen van de dood en de lijkschouw
Auteur: Sander de Hosson
01.05.2023

Op 2 mei organiseert Carend een webinar over 'Vaststellen van de dood en het schouwen van het lichaam'. Sprekers zijn Max de Waal van Docendo en forensisch arts Jeroen Verweij. 

Op de social media stelden we de vraag of iedereen de dood mag vaststellen. Over het vaststellen (constateren) van de dood is niets bij wet geregeld: dat mag in feite iedereen doen. Wel is het natuurlijk zo dat een dergelijke constatering hand in hand gaat met verantwoordelijkheid over het staken van een reanimatie of het niet meer starten van zorg.In handboeken EHBO of in het leger wordt wel eens gesteld dat iedereen de dood mag vaststellen als hoofd en romp gescheiden zijn, maar hierover is niets in de wet terug te lezen.

De wet heeft wél vastgelegd dat ieder lichaam zo spoedig mogelijk na (vaststellen van) overlijden onderzocht moet worden door een arts. De wet schrijft voor dat de doodsoorzaak moet worden vastgesteld door een arts. Deze geeft dan een verklaring van overlijden af en die verklaring mag alleen door een arts afgegeven worden. Als er verdenking is op een niet-natuurlijke doodsoorzaak, wordt het lichaam door de gemeentelijk lijkschouwer onderzocht.

Vaststellen (constateren) van de dood

Bij het vaststellen van de dood is, wordt gebruik gemaakt van een aantal onderzoeken, zoals het constateren van afwezigheid van ademhaling en polsslag en het bestaan van wijde, vervormbare pupillen en de afwezigheid van pupilreacties. 

Problematisch is het constateren van de dood bij onderkoelde personen of bij mensen die (bijna) zijn verdronken. In deze gevallen zijn afwezigheid van hartactie en ademhaling onbetrouwbare diagnostica en mag de dood pas vastgesteld worden na een poging tot reanimatie en na opwarming. Bij aanwezigheid van de zekere tekens van overlijden, zoals wijde, lichtstijve en vervormbare pupillen en lijkvlekken, kan de diagnose ‘overlijden’ wel betrouwbaar gesteld worden. In de praktijk zal de dood dan ook vaak door een arts geconstateerd worden, maar dit staat niet in de wet. 

De lijkschouw: vaststellen van de doodsoorzaak

Het vaststellen van de doodsoorzaak mag alleen door een arts gebeuren. 

Tijdens dit onderzoek, dat 'lijkschouw' wordt genoemd, wordt onderzocht of er sprake is van een natuurlijk overlijden. 

De lijkschouw wordt verricht door de huisarts of de behandeld arts (in een ziekenhuis of verpleeghuis). Ook de gemeentelijke lijkschouwer kan de lijkschouw doen. Na een lijkschouw wordt een verklaring van overlijden en een doodoorzaakverklaring (CBS) opgemaakt. Als de schouwend arts overtuigd is van een natuurlijk overlijden, dan kan deze arts de schouw voortzetten en de overlijdenspapieren, te weten een verklaring van overlijden en een doodsoorzaakverklaring, invullen. 

Om goed te kunnen vaststellen wat de doodsoorzaak is, is het belangrijk dat de overledene niet wordt verplaatst of verzorgd voordat de lijkschouw heeft plaatsgevonden. De arts moet altijd onafhankelijk onderzoek kunnen doen! Als u een overlijden meldt, vraagt de uitvaartverzorger daarom altijd of er al een arts is geweest. 

Niet-natuurlijk overlijden

Als er sprake is van een ongeval, euthanasie, zelfdoding of er is een verdenking op een misdrijf, spreken we van (een vermoeden op) niet-natuurlijke doodsoorzaak en moet de gemeentelijk lijkschouwer het lichaam schouwen. Als ook de gemeentelijk lijkschouwer na zijn onderzoek geen overtuiging van natuurlijk overlijden heeft, brengt die verslag uit aan de officier van justitie. De officier van justitie kan besluiten om een onderzoek in te stellen naar de toedracht van het overlijden wanneer het overlijden mogelijk verband houdt met een strafbaar feit. Een op het oog natuurlijke doodsoorzaak in periode van genezing van een trauma (bijvoorbeeld bedcomplicaties zoals een longontsteking of bloedvergiftiging door doorliggen) of als sprake is van overlijden van een persoon die eerder trauma heeft ondergaan (bijvoorbeeld bedcomplicaties bij een comapatiënt waarbij het coma is ontstaan door een eerder trauma) dient te worden benaderd als een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden. 

Postmortale verschijnselen

Wanneer iemand is overleden doen zich een aantal postmortale veranderingen voor in het lichaam. Een bekende daarvan is de lijkstijfheid, maar er zijn meer postmortale veranderingen. In deze film legt Joris Stomp (forensisch arts GGD Amsterdam) uit wat postmortale veranderingen zijn. 

De eerst optredende postmortale symptomen zijn bleekheid en turgorverlies van de huid, lichtstijfheid en vervormbaarheid van de pupillen en het verlies van spiertonus, waardoor hoofd en ledematen zeer gemakkelijk beweegbaar zijn. Lichaamsoppervlakken die niet bedekt zijn door huid drogen snel in. Vooral de ogen zijn hiervoor gevoelig: bij openblijven vertroebelt het hoornvlies binnen een halfuur. Blijven de ogen meerdere uren geopend, dan ontstaan driehoekige verkleuringen van de sclerae (vlekken van Sommer). Na het intreden van de dood koelt het lichaam af tot de omgevingstemperatuur. Afkoeling verloopt sneller bij kinderen en trager bij adipositas, uitgebreid oedeem en een ineengedoken houding. 

De rectale lichaamstemperatuur daalt niet onmiddellijk; er is een soort plateaufase van meerdere uren waarin de temperatuur zelfs nog kan stijgen. Postmortale temperatuurmeting is vooral forensisch geneeskundig van belang bij het ruwweg schatten van het tijdstip van overlijden, maar kan ook de behandelend arts op het spoor zetten van een differentiële overlijdensdiagnose, zoals hyperthermie bij een overdosis cocaïne. Door het onder invloed van de zwaartekracht uitzakken van bloed naar de lager gelegen lichaamsdelen ontstaan lijkvlekken. Plaatsen waar bloedvaten worden dichtgedrukt door druk op de onderlaag of knellende kleding blijven er vrij van. 

Lijkvlekken ontstaan meestal binnen een half tot één uur na het sterven; na 12 uren zijn ze meestal volledig ontwikkeld, maar nog wel reversibel. Pas na 24 uren zijn lijkvlekken definitief en niet meer wegdrukbaar of verplaatsbaar. Van het langzaam definitief worden van lijkvlekken kan gebruik gemaakt worden om de overledene toonbaarder te maken voor de nabestaanden. Zo kunnen lijkvlekken in het gelaat, ontstaan door overlijden in buikligging, zich verplaatsen naar minder opvallende lichaamsdelen door de overledene in een andere houding te leggen. Lijkstijfheid begint meestal 1-2 uren na overlijden, is na 6 uren voltooid, blijft 72 uren bestaan en neemt daarna geleidelijk af. Er is echter een grote variabiliteit. Zo kan bij een in cachectische toestand overledene sneller lijkstijfheid optreden. Kou vertraagt het optreden ervan.

Bronnen oa:

Richtlijn De Lijkschouw voor behandelend artsen, KNMG.

Artikel 'Na de dood' Huisarts en Wetenschap, 2001.