Elke vrijdag bereidt Janneke Siebelink (48) de lunch in een hospice in Amsterdam Oost. Tussen tien en twee. En als ze weer wegfietst is ze zich elke keer bewust van de eindigheid van het bestaan. Ze is niet in het hospice gaan werken om er over te schrijven en er dan een boek van te maken. Ze had wel de behoefte haar ervaringen op te schrijven. Sinds de allereerste keer koken voor de bewoners van het hospice, besefte ze dat ze tot dat moment slordig was als het ging om sterven en de dood. ’Ik ben zelf een beetje onervaren als het gaat om afscheid nemen en de dood’ zegt ze. Haar beide ouders leven, de ouders van haar man en in haar omgeving van vrienden en bekenden is de dood ook nog weggebleven.
‘Ik kijk naar hun gezichten, naar hun bewegingen. Ik zie hoe de tijd zijn sporen heeft nagelaten, maar ik bespeur geen haast in hun handelen. Terwijl ze nog maar dagen, hooguit weken te leven hebben. Ik probeer verder te kijken dan hun huid, de eerste laag. Ze zullen compromissen hebben gesloten. Met zichzelf, met het leven. Wat resteert zijn flarden. Momenten, groot, klein. In hun leven waren ze geliefden, minnaars, minnaressen. Heimelijk, schuw, vurig, onzeker, wanhopig – al die dingen die de liefde met je kan doen. Ze zoenden, vreeën, dansten. Ze zullen hebben getwijfeld, gewankeld, geloofd en ze zullen hebben gelogen. Ze hebben de wereld rondgezeild, waren docent, boef, bekend. De dood maakt geen onderscheid […]’ (uit: December 2022, Mevrouw van den B., blz. 12 en 13).
Wat heb je eigenlijk voor boek geschreven?
‘Geen verdrietig boek. Geen podium voor de dood, maar voor het leven. Ik wilde de mensen in het hospice op papier extra leven geven - leven toevoegen aan de dagen - en het hospice portretteren als een veilige plek. En passant kreeg ik lessen mee en die krijgt de lezer ook. Ik heb het geschreven voor iedereen die leeft en die wil weten wat er in die microkosmos van het hospice gebeurt. Veel van wat er buiten gebeurt, gebeurt daar ook.’
Wat wil je dat er met de lezer gebeurt tijdens het lezen?
‘Ik trok me alles altijd extreem persoonlijk aan. Altijd, privé en zeker in mijn drukke werk. Maar alles valt weg in het hospice. Ik hoop dat de lezers bewuster worden van de eindigheid van het bestaan. Dankbaar zijn voor wat er is. Dat het hun dagelijkse zorgen relativeert.’
Aan het slot van haar boek formuleert ze het zo.
”Weet je wat ik mij wel eens afvraag, Janneke?”
“Nou?”
“Waar heb ik me in godsnaam druk over gemaakt?”
Ik prent mezelf deze woorden in.
Ik wil me deze woorden altijd blijven herinneren als ik een werkmail vergeet te sturen.
Als mijn fietsband lek is.
Als het dopje van de tandpasta er niet op zit.
Als er iets breekt. Iets groots, iets kleins. Als er iets uit elkaar valt.
Als er tegenwind is.
Als de zon brandt.
Als er iets is waar ik geen invloed op heb.
Of wel.’ (uit: December 2022 Mevrouw Z., blz. 256)
Siebelink beschrijft, koppelt naar zichzelf terug, waardoor je als lezer mee kan meedenken en ze zet haar verbeelding in. In het hoofdstuk Paranormale afdeling herinnert ze zich als zorgeloze, door de stad fietsende eenentwintigjarige op weg naar een café, terwijl de dochter van mevrouw O. eenentwintig wordt en op de fiets zit op weg naar het hospice van haar moeder. Als ze op verzoek de jeuk op de rug van mevrouw O. wegwrijft, beseft ze de volkomen vanzelfsprekendheid waarmee ‘mijn handen alles doen wat ik wil…dat ik mijn voeten kan plaatsen hoe ik wil, wanneer ik wil. Hoe moet het zijn als die vanzelfsprekendheid wegvalt.’
Nergens veroordeling. Louter verwondering. ‘Het mocht nergens sentimenteel worden, het mocht nooit over medelijden gaan. Daar hebben mensen in een hospice niks aan, ze moeten zelf altijd al naasten en vrienden troosten. In mijn boek gaat het om mensen, niet om patiënten, zoals het in het hospice gaat om mensen en niet om patiënten.’
Tussen 1975 en 2022 schreef Siebelinks vader Jan 47 boeken, naast zijn docentschap. Over zijn werk zegt ‘men’: zintuigelijk, sensitief, weelderig, beeldend. Siebelink: ‘Ik hou van zijn stijl. Ik ken zijn werk goed. Hij was geen afwezige vader. Ik heb m’n eigen onderwerpen, maar mijn taal zal vast ongetwijfeld door hem zijn beïnvloed. We houden van dezelfde schrijvers, we hebben dezelfde smaak.’
Pas nadat Siebelink de stukken die ze eigenlijk als verwerking voor zichzelf schreef, had laten lezen door een vriendin, kwam het aanbod van Libelle om er een jaar lang wekelijks een column over te schrijven. Toen ze in april 2022 haar debuutroman Soms sneeuwt het in april publiceerde, gaf uitgever Anbo|Anthos aan de Libellecolumns, aangevuld met nieuw materiaal, graag te willen bundelen.
Op 12 april ligt December slaan we even over. Verhalen over het leven uit het hospice in de winkel.