Proost

Auteur: Rosa Sleddering - arts-assistent
05.02.2022
Proost
Auteur: Rosa Sleddering - arts-assistent
05.02.2022

Het is mijn eerste nachtdienst sinds een lange tijd. Ik heb net de avonddrukte op de spoedeisende hulp weggewerkt. Ik voel me onrustig want het rommelt in huis. De assistent chirurgie naast me lijkt hier geen last van te hebben en kijkt rustig een filmpje.

Ik word gebeld door een verpleegkundige van zaal, die meestal alleen belt als er echt iets is. Mijn hart klopt sneller als ik opneem.
Het gaat over een oncologiepatiënt die opgenomen is met buikpijn. Hij heeft nu pijn op de borst, benauwdheid en een snelle ademhaling. Snel kijk ik in het dossier: darmkanker, obstipatie bij opiaten en alle nachten is er een collega van mij bij geweest. Steeds heeft hij dezelfde klachten, maar het hartfilmpje, de longfoto en het bloedgas tonen telkens geen afwijkingen.

Onderweg naar boven werp ik een blik op de klok: vijf over twee pas; het wordt nog een lange nacht.
Als ik zijn kamer binnenkom, zit hij op het randje van zijn bed, ineengedoken. Hij ademt snel. Ik stel hem wat vragen en doe lichamelijk onderzoek. Terwijl ik daar mee bezig ben, vraag ik naar het vliegtuigje op zijn nachtkastje. Modelvliegtuigen bouwen, dat doet hij graag, ook hier in het ziekenhuis. Terwijl hij me daarover vertelt, merk ik dat zijn ademhaling rustiger wordt. Omdat ik niks alarmerends hoor en zie, ga ik even in de vensterbank zitten. Hij vertelt vol liefde over zijn passie, zijn thuis, het leven en hoe hij zijn vrouw mist nu hij hier is.

"Bent u bang?", vraag ik. Zijn ogen vullen zich met tranen als hij antwoord: "Ja, heel erg. Ik weet niet hoe het verder gaat met mijn ziekte en zo in de nacht op deze vreemde plek overvalt het me."
"Dus thuis heeft u dit nooit?"
Ja ook wel knikt hij. "Wat doet u dan?" Hij glimlacht: "Daar is het anders meissie, dan loop ik even een rondje door het huis en neem ik een borreltje." 

"Kom, dan lopen we hier ook even rondje, maar dan moeten we wel heel zachtjes doen", zeg ik terwijl ik hem een arm geef. Als we bij de afdelingskeuken zijn, wenk ik hem naar binnen. "Hoe is het met de pijn en de benauwdheid?" "Weg", verzucht hij. Ondertussen vul ik twee kartonnen koffiebekertjes met water en houd ze omhoog: "wilt u de jonge of de oude borrel?"
Met een grote glimlach pakt hij een bekertje en zegt: "ik neem de oude en jij mag de jonge, dat past het beste bij onze leeftijd."

Rustig lopen we weer terug naar zijn kamer en kruipt hij weer zijn bed in. Welterusten, hoor ik mezelf nog zeggen, maar hij is al in slaap gevallen.

Vijf voor acht, ik ben onderweg naar de ochtendoverdracht en zie dat de verpleegkundige me weer belt. Als ik opneem hoor ik hem zeggen: "meissie, dat was de beste borrel die ik in tijden gedronken heb!"