‘Wil je de kleren die je moeder zal dragen als ze is overleden aan de rechterkant in de kast hangen?’ vraagt de hospiceverpleegkundige tijdens het intakegesprek dat ik zonder mijn moeder voer. Het is duidelijk waarom we hier zijn, toch durf ik mijn moeder de vraag over haar kleren niet te stellen. Als dochter ken je de onuitgesproken regels van je moeder. Over sommige dingen praat je niet.
Drie weken later overlijdt ze. Op het bed ligt haar levenloze lichaam. Een uur geleden klonk haar zware adem nog in deze kamer, vloeiden er tranen en lieve woorden. De dood heeft niet alleen mijn moeder meegenomen, maar ook de warme en serene sfeer die in ruimte hing. Haar gezicht is bleek en haar mond staat open. Het is anders dan bij mijn vader. Bij hem gleed ontspanning over zijn gezicht toen hij doodging. Alsof hij eindelijk was verlost. Bij mijn moeder zie ik spanning. Het is alsof ze me nu pas laat zien hoe ze heeft geleden.
De verpleegkundigen komen binnen voor de laatste verzorging. Toen ik een jaar geleden hoorde dat mijn moeder niet meer beter zou worden, nam ik mezelf voor om overal bij aanwezig te zijn. Maar nu weet ik niet of ik nog wil. Ik vind het moeilijk om mijn moeder zo te zien. De vrienden die een laatste verzorging hebben meegemaakt hebben me nooit verteld wat die precies inhield. Allemaal keken ze me aan met een blik die dierbare herinneringen verraadden en spraken ze met zachte stem. Het was mooi. Maar de beelden die ze bij zich droegen hielden ze voor zichzelf. Gevoelsmatig stelde ik verder geen vragen. Te intiem. Zal ik vandaag ontdekken wat zij koesteren?
Terwijl ik toekijk vanuit een hoekje in de kamer trekken de verpleegkundigen de pyjama van mijn moeder uit. Ze deppen het wondje dat het infuus heeft achtergelaten, verwijderen de katheter en pakken een washand. Ze vertellen wat ze gaan doen en dat mijn moeder, nu ze is overleden, anders kan ruiken. Dat haar lichaam nog bewegingen kan maken en dat ze straks incontinentiemateriaal gebruiken en waarom. Ik mag helpen, maar er moet niets. De vertraging die ze meebrengen in de kamer, hun uitleg en de tederheid waarmee ze mijn moeder aanraken, maken dat het weeïge gevoel in mijn maag gaat liggen. Ze verzorgen haar zoals ze haar de afgelopen weken hebben verzorgd. En alles straalt uit dat ze precies weten wat ze doen. Onder het hoofd van mijn moeder wordt een klein opblaasbad geschoven. De verpleegkundige vraagt welke shampoo we zullen gebruiken terwijl ze een kan met warm water vult. Ik pak de fles en kom dichterbij. Zonder erover na te denken begin ik de haren van mijn moeder te wassen. De kamer wordt gevuld met een geur die ik ken. Die van pas gewassen haren als ik haar omhelsde bij binnenkomst. We vouwen voorzichtig een handdoek om mijn moeders hoofd en ik pak de rozenolie waarmee ik haar de laatste weken heb gemasseerd. We draaien haar. Haar armen glijden van het bed, haar hoofd voelt zwaar en moet worden tegengehouden. Ik masseer zacht de schouders die zoveel hebben gedragen, haar handen en vingers die zo vaak mijn haren hebben gekamd en de zachte huid van haar voeten die mijn voeten verwarmden nadat ik als kind bij haar in bed gekropen was. In de vormen van haar lichaam zie ik de vrouw die door mijn vader werd bemind. Het ontroert me. Ik vergeet de tijd en wereld om ons heen.
Even later pak ik uit de kast haar rode vest en de sokken van mijn vader die ik vond in haar huis. Maat zevenenveertig. De combinatie met haar voeten, schoenmaat achtendertig, ziet er niet uit. Maar niemand zal dat straks, als ik haar heb toegedekt met haar lievelingsplaid, zien. Het voelt als troost. Zoals de rugbykousen van mijn man die ik droeg tijdens de bevalling van mijn zoon en die later lefsokken zouden gaan heten.
We pakken de föhn. Honderden keren heb ik mijn moeder haar haar zien föhnen, toch herinner ik me niet hoe ze dat deed. Na de eerste poging weten we zeker dat dit niet haar manier was en lachen om het resultaat. Ik breng voorzichtig wat dagcrème aan op haar gezicht, we halen met een pincet een paar haartjes weg, maken haar nagels mooi en doen haar sieraden om. Een washandje onder haar kin zorgt ervoor dat haar mond gesloten blijft. De uitvaartbegeleider zal er straks voor zorgen dat dat ook zonder washandje zo blijft, maar daar wil ik nu niet aan denken.
Dan leggen we haar op haar zij, zoals ik straks ook wil dat ze in de kist ligt. We schuiven, herschikken en strijken een haar achter haar oor. Dit is millimeterwerk. Tot het ineens klopt. Dit is mijn moeder.
De nadruk van zorg in de terminale fase ligt erg op het moment vóór overlijden, maar het is ook goed dat zorgverleners kennis hebben over de zorg die na het overlijden plaatsvindt. Veel naasten hebben daar vragen over, vaak al voor of net na het sterven. Max de Waal, manager bij Docendo Opleidingen, heeft een webinar over dit onderwerp verzorgd, waarin hij deelnemers meeneemt in de stappen die bij 'de laatste zorg' worden genomen. Klik hier om terug te kijken.
Foto: Inna Skaldutska