Auteur: Nick Dekker, arts-assistent
15.10.2020
Maart 2020 - Inmiddels loop ik al twee weken mee op de spoedeisende hulp, die even ervoor was opgedeeld in twee aparte afdelingen. Eén afdeling is bestemd voor de “normale” zorg; de andere doopten we om tot de “Costa Corona”. Het is een slechte poging de ellende op deze afdeling te relativeren, want eigenlijk is het een hel. Elke zorgverlener verstopt zich achter een masker en bril en alles wat je aanraakt, kan besmettelijk zijn. Patiënten nemen afscheid van naasten bij de ingang en er zijn letterlijk rijen patiënten die in hun bed wachten op bloedafnames, een longfoto en zuurstoftoediening via een neusbril of masker.
Op dat moment ben ik een half jaar arts en werkzaam als arts-assistent bij de Interne Geneeskunde. Ik voel een vreemde spanning, want hoe afgrijselijk die eerste beelden uit Italië ook zijn, dit is wel waarom ik arts ben geworden.
Na een paar dagen ben ik er al aardig bekwaam in geworden. Ik heb de roostermaker dan ook aangeboden een extra week avonddienst te draaien. Als alles goed gaat, kunnen de verpleegkundige en ik in anderhalf uur een patiënt in kaart brengen, uitslagen interpreteren, overleggen met de specialist en uiteindelijk de patiënt naar de afdeling brengen. En zo werken er constant drie tot vier arts-assistenten tegelijk die ieder twee tot drie patiënten verzorgen.
In die anderhalf uur gebeurt er veel, maar twee vragen springen er voor mij uit. “Is er een kans dat u het Coronavirus heeft opgelopen?” om een inschatting te maken hoe aannemelijk het is dat iemand het virus heeft en “Zou u beademd willen worden op de Intensive Care?” om zo vroegtijdig samen met de patiënt te beslissen hoe ver we met behandelen moeten gaan. Wat wil een patiënt wel en wat juist niet? Waar liggen de wensen en grenzen van wat we moeten en kunnen doen? Ook dat is in mijn ogen palliatieve zorg.
Tijdens een dienst zie ik een opvallend jonge vrouw, 44 jaar oud. Op de eerste vraag, zegt zij: “Ik werk als vakkenvuller. Ik roep steeds al ‘houd afstand’ maar mensen komen steeds weer dichtbij om iets te pakken”.
Een knoop draait in mijn maag, ik val stil. Mijn gedachten gaan direct naar haar voorgeschiedenis; een te hoge bloeddruk en fors overgewicht. “Dat waren geen goede voorspellers, zij zou wel eens op een Intensive Care kunnen eindigen.” flitst het in mijn hoofd. Na de 10 seconden die voelen als een eeuwigheid mompel ik het best mogelijk antwoord dat ik uit mijn mond krijg: “Ja het is verschrikkelijk hé wat mensen doen”.
Een uur later weet ik het zeker: de typische labafwijkingen, een herkenbare longfoto vol witte bollen waar longweefsel zou moeten zitten en een veel te laag zuurstofgehalte in het bloed. “Dit is er weer één”. Ik vertel haar dat het waarschijnlijk het coronavirus is en stel haar mijn tweede beladen vraag. “Ja natuurlijk zegt ze, ik heb drie jonge kinderen”.
Een paar dagen later hoor ik dat de patiënt is overgeplaatst naar een intensive care in Duitsland. Het zal de laatste keer zijn dat ik ervan hoor, ik weet niet hoe het is afgelopen.
Nu in oktober zie ik nog steeds mensen zonder mondkapje boodschappen doen, jong en oud. Als ik een zak brood wil pakken, duikt iemand snel voor me. Ik voel diezelfde boosheid opkomen als daar op de “Costa Corona”:
“Houd toch afstand” klinkt het in mijn hoofd, maar de woorden komen niet over mijn lippen.
**Nick Dekker, arts-assistent interne**
---
Schrijf je nu in voor het [WEBINAR PALLIATIEVE ZORG BIJ CORONA](https://carend.nl/webinar)