Achter een dikke laag van ziekzijn gaat een intrigerende vrouw schuil. Als ik haar een compliment maak, krijgen haar ogen een glinstering die haar verscholen schoonheid voor even in het licht zet. Ze lijkt zo intens moe en veel te lang verstoken van liefdevolle verbondenheid.
Op haar nachtkastje ligt een klein fotoboekje. Ze verhaalt met passie over haar bewogen leven terwijl we samen naar de foto’s kijken. In vurige bewoordingen vertelt ze hoe haar verlangen naar soevereiniteit haar wereld heeft gevormd en gekleurd. Haar innerlijke drang naar zelfbeschikking kon ze niet negeren of onderdrukken - het diende als haar kompas dat vele malen leidde naar kruispunten waar ze onmogelijke keuzes moest maken. Ze won en behield haar vrijheid, maar verloor evenzoveel liefde, zegt ze geëmotioneerd. Om even later mystiek glimlachend te verhalen over momenten van ultieme vrijheid en geluk. Dankzij de herinneringen die aan de foto’s kleven, vergeet ze voor even de kille, tochtige kieren van de dag en danst ze, toupeert ze haar haren en is ze vrij.
We doen er alles aan om haar een bijna-thuis te bieden. De zorg en aandacht bevallen haar en toch wil ze alles zelf doen, dat heeft ze haar hele leven gedaan. Ze kan het zelf, óók als het niet gaat. Ze oefent haar beenspieren in bed, omdat ze op sommige momenten gelooft dat ze herstellende is en op een dag weer naar huis zal gaan. De aanblik van reddeloosheid raakt me. De aanblik van haar verbetenheid, wanneer ze verwoede pogingen doet om haar benen in de lucht te gooien, ontroert. Ik weet dat ze nooit meer naar huis zal gaan, zij lijkt het te zijn vergeten.
Het is kerstavond. Haar herkomst inspireert ons een traditioneel Duits kerstmenu te serveren. Met een klein groepje vrijwilligers slepen we een piano naar de serre. De buitenruimte wordt verlicht door een zee van kaarsjes. Binnen zit ze, met haar dochter en kleinkinderen, bij het raam. Stralend en met een opgewonden blik van kinderlijke onbevangenheid. We hebben nog geen noot gezongen, toch stromen de tranen over mijn wangen. Zodra de eerste tonen van ‘Es is ein Ros entsprungen’ klinken, zie ik door het raam hoe haar helblauwe ogen fonkelen en haar lippen de woorden van het lied vormen. Ze straalt, ze heeft iets engelachtigs. In dat moment raken we de essentie van Kerstmis.
Tijdens mijn volgende avonddienst verliest ze het contact met onze wereld. De roep om haar moeder klinkt alsof ze zich in een soort luchtledigheid bevindt die haar beangstigt. Net als haar leven lijkt de overgang naar gene zijde geen gebaande weg. Ergens in haar rest nog zoveel kracht om te overleven in een lijf dat niet meer verder kan. Ik wrijf zachtjes over haar hand, terwijl de klanken van haar geliefde gospelgroep de kamer vullen.
De voorgeschreven medicatie biedt haar comfort. In de uren die volgen maakt de rusteloosheid plaats voor een diepe ontspanning. ‘Ze won haar vrijheid’, zo zei ze een paar dagen geleden. Ik bid dat ze onze onvoorwaardelijke liefde heeft kunnen voelen. De kerstboom staat er wat verlaten bij en de lichtjes verliezen hun schittering als ze met een laatste zucht kalm haar lichaam verlaat.
De kaarsen bij de voordeur branden. Ze ziet er magisch uit. Los, met een glimlach om haar mond en haar handen gevouwen op haar moedig hart. Veel later dan normaal loop ik naar de parkeerplaats. De volle maan schijnt warm oranje, de nacht is ijzig koud.
Beeld: George Muresan