Sinds corona deelt intensive care verpleegkundige Jessica Kloosterboer-Duijnmaijer wat ze meemaakt in haar werk op Twitter. Tientallen van die verhalen zijn nu gebundeld in het boek De patiënt van Kamer 11. "Met deze patiënt kwam alles samen", vertelt Kloosterboer-Duijnmaijer tegen NPO Radio1. "We zaten in een lockdown, er was een vuurwerkverbod, er kwam een dreigende avondklok aan... Wij stonden daar met onze handen vol op dat moment, druk met een patiënt die géén covid had." Met trots mag Carend vandaag één van haar verhalen publiceren: 'In haar armen'.
Als ik hem na de intubatie aansluit op de beademing, zie ik het al. De machine krijgt nauwelijks lucht in zijn longen. Slechts kleine teugjes worden er onder hoge druk door de machine in geperst. De machine slaat alarm. ‘Hoge drukken!’ Als deze patiënt met net zoveel kracht zelf lucht in zijn longen heeft moeten krijgen als waarmee de machine dat nu moet doen, snap ik precies waarom hij tegen ons zei dat hij zo ontzettend moe was. Volledig uitgeput, en dat is ook aan hem te zien.
'Deze man loopt een loodzware marathon'
Wanneer ik vervolgens op het echoscherm van de intensivist die een echo staat te maken van zijn hart, meekijk, begrijp ik ook waarom zijn hartslag zo vreselijk hoog is en het hartritme afwijkend. Zijn hart werkt letterlijk hard. En zo te zien is dit probleem niet gisteren ontstaan. Deze man loopt een loodzware marathon. Ook nu wij ondersteunen door middel van machines en pompen krijgen we hem met moeite stabiel. Het moment dat zijn hartritme plots vertraagt naar een normale snelheid van 55 slagen per minuut en daarmee hij gelijktijdig ook zijn bloeddruk verliest, weet ik meteen dat dit niet goed is.
En nu staan we hier te overleggen, wetende dat hij gereanimeerd moet gaan worden omdat hij anders komt te overlijden. De intensivist kijkt op van zijn scherm, naar mijn collega en mij. ‘Geen reanimatie had hij gezegd’, herhaalt de arts de woorden van zijn patiënt. Beademing ja, maar reanimatie nee. Daarin was de patiënt voordat we aan de intubatie begonnen heel duidelijk. Dus behalve infusie en medicatie mogen en kunnen we nu niets. Terwijl ik met alle ‘tien’ mijn armen tegelijk zijn infuuspompen ophoog en ik zijn bed in ‘Trendelenburg’ zet (tenen omhoog om nog wat bloeddruk te maken), vraag ik een collega op de gang met spoed zijn vrouw te roepen.
Haar geliefde glipt namelijk als water tussen onze vingers door en ik wil dat ze erbij is als hij sterft en niet dat ze dan nog in de wachtruimte zit, te wachten tot het inbrengen van de grote infuuslijnen klaar is. Ik kan hem namelijk met alle middelen die hij zelf nog wilde niet meer tegenhouden. Hij gaat dood.
'Ik kan hem met alle middelen die hij zelf nog wilde niet meer tegenhouden. Hij gaat dood'
In de tijd dat we op haar wachten, kunnen we gevoelsmatig weinig voor hem doen. Het voelt letterlijk als met de handen op de rug toekijken hoe iemand overlijdt, ondanks dat we ook heel veel andere taken hebben op dat moment. Het is een knop die omgezet wordt in een situatie die tot kort daarvoor nog volledig gericht was op genezen, naar nu humaan sterven. Het moment dat deze knop omgaat is voor een ervaren hulpverlener altijd heel concreet, maar wordt ook hardop uitgesproken, zoals nu door de intensivist.
Geen reanimatie was genoeg om te beseffen dat we in een andere situatie terecht zijn gekomen. Hij gaat overlijden. En hoewel het niet langer dan twee minuten duurt voordat zijn vrouw binnen komt lopen, voelt het als een eeuwigheid. Onderweg heeft mijn collega die zijn vrouw is gaan ophalen al aangegeven dat het niet goed gaat met haar man. Wat ik doe is niet meer dan een bevestiging geven van het gevoel dat ze zelf ongetwijfeld al heeft en wat ze de hele gang onderweg hiernaar toe heeft gevoeld. Duidelijkheid.
‘Het spijt me dit te moeten zeggen, maar uw man is op dit moment aan het overlijden. U mag hem vasthouden en tegen hem praten, daarin kunt u niks verkeerd doen, maar kom er vooral bij.’ Ondertussen doen wij wat we nog wel kunnen, voor zijn comfort.
Slechts drie minuten later condoleer ik zijn weduwe. Hij is gestorven in haar armen.
Jessica Kloosterboer (Foto: Deventer Ziekenhuis)
Het werk op de intensive care is voor veel mensen een onbekende wereld. Om toch een beeld te geven van wat er gebeurt achter de klapdeuren van de IC, heeft Jessica Kloosterboer er een boek over geschreven: 'De patiënt van kamer 11'. De IC-verpleegkundige van het Deventer Ziekenhuis hoopt daarmee een lans te breken voor het vak. "Door covid is er toch een vrij eenzijdig beeld ontstaan." Het boek verschijnt op 12 december a.s. U vindt hier meer informatie over dit boek.
Foto boven: IStock.
Kom naar hét multidisciplinaire congres over palliatieve zorg op 16 maart 2023. Meer informatie? Druk op bovenstaand figuur.