Uit mijn dagboek, 20 jaar geleden:
Ik ben geschrokken. Ik zag gisteren op tv een dochter met haar zwakzinnige moeder. De dochter was zo lief, ze had zo’n gesloten voorzichtig gezichtje als ze naar haar moeder keek. Ze begeleidde haar in een pretpark. De moeder was aan het zingen en dansen als een groot kind. Zíj was de moeder van haar moeder. Haar hele leven al. Het raakte me zo. Ook ik had een moeder die een groot kind was, niet zwakzinnig, maar wel een kind. Een kind dat bang was en niet tegen nare emoties kon. Een kind dat mij opvoedde en eigenlijk een vogel wilde zijn. Een kind dat hutten bouwde en zong en steeds harder zong als ze bang was. Een kind dat liever haar eigen schilderijen maakte dan dat ze met mij - haar kind! - iets deed wat ik leuk vond. Zij ging voor. Zij ging altijd voor. Ik wilde zo graag aandacht voor mij, het kleine meisje, dat altijd begrip moest hebben, plaats moest maken, zoveel aandacht tekortkwam. Als ik iets zei, dan was ik lastig. Jaloers. Lui. Typisch de oudste. Dan moest ik begrip hebben. Ik was doodsbang voor pappa, voelde altijd dreiging, want op onverwachte momenten kon hij fel uitvallen. Mijn moeder een kind, mijn vader een boeman. En iedereen maar de schijn ophouden dat het leuk was. Ik ging van binnen dood. Alles dicht, alles afgesloten, alles op slot.
Deze documentaire was het begin van therapie, familie-opstellingen, reizen en heel veel zelfontwikkeling. Ik leerde dat ik PTSS had, ten gevolge van trauma en verwaarlozing in de kindertijd. Dat ik niet de zorg had gekregen waar ik als kind recht op had. Dat ik eigenlijk een jonge mantelzorger was geweest, een KOPP-kind, een kind van ouders met psychische problemen. Het werd een lange weg naar herstel. Waarin ik moest leren om mijn eigen vader en moeder te zijn. Waarin ik moest leren om heel goed voor mezelf te zorgen. Dat het verleden niet herschreven kon worden, maar dat er wel genezing mogelijk was.
En het is goed gekomen, het leverde me bovendien mijn huidige werk op. Uiteindelijk kon ik zelfs een goede mantelzorger zijn voor mijn ouders, die nu niet meer leven.
Christiaan Rhodius leert ons over de palliatieve paradox. Als ik dat in mijn eigen woorden vertaal, gaat het over het feit dat je pas vredig los kunt laten, als je in verbinding bent. Dat geeft een intense vrede, zowel voor degene die gaat, als voor degene die achterblijft. Het is een precair en pijnlijk proces, maar ik heb ervaren dat de winst zo groot is! In liefde en verbinding kon ik in 2011 mijn moeder bijstaan, met haar hand in de mijne ging ze dood terwijl ik zachtjes voor haar zong. In liefde en verbinding kon ik mijn vader vorig jaar bijstaan, om euthanasie te krijgen, om op een waardige manier afscheid te nemen op de manier die hij gewenst had en die hem paste.
Als illustratie hoe moeilijk EN hoe geweldig dat was, geef ik weer een stuk uit mijn dagboek (2023):
Ik sliep bij hem, die laatste nacht. En we aten pannenkoeken. Wat me die laatste ochtend diep raakte, was dat hij heel zorgvuldig zijn tas pakte. Scheerapparaat, pyjama, het boek dat hij met mamma had gemaakt. Hij ging weg en als je weggaat neem je je tas mee, zo hoort dat. Vol vertrouwen was hij, als een kind. Als ik had gezegd: ‘pappa, doe het niet!’ had hij geluisterd. Dat vertrouwen ontroert me diep. Hij zei nog heel rustig: ‘het is ook jammer he?!’ ‘Ja pappa’, zei ik, ‘het is ook jammer’. In die woorden lagen alle liefde en berusting die we in ons hadden. Ik had hem beloofd, dat hij me kon vertrouwen om niet toeterdement te worden. Ik waakte. Hij ging. Ik bracht hem naar de dood. Het was archetypisch prachtig, een dochter die haar vader wegbrengt. Natuurlijk heb ik verdriet omdat hij er niet meer is. Het is dubbel.
Ik wens alle mantelzorgers, zonen en dochters, van harte toe om het verleden te helen. Zodat je in het heden, je ouders zo goed mogelijk kunt begeleiden, op een manier die bij hen past. Zodat ze in vertrouwen ziek kunnen worden, af kunnen takelen en kunnen sterven op een voor hen waardige manier. In verbinding, met jullie.
Maria Grijpma
www.mooiemorgen.nl
www.kleingeluk.nu