Auteur: Sander de Hosson
08.09.2021
Eén van de aantrekkelijkste kanten aan werken in de zorg is de grote verscheidenheid aan mensen die dagelijks voorbijtrekt. Nog altijd verrassen de diversiteit in levensfilosofie, de intimiteit van veel gesprekken en de vaak mooie en wijze levensverhalen van wildvreemde mensen me.
Zo ook op deze koude, mistige dinsdagmorgen in december. De huisarts had de dag ervoor gebeld of ik een ‘zorgmijder pur sang' wilde beoordelen.
Ik kreeg van hem telefonisch voorinformatie: “Hij komt al jaren niet op mijn spreekuur, maar via zijn dochter houd ik hem een beetje in de gaten. Nu moest hij wel bij mij komen, want hij hoest veel bloed op. De longfoto toont tumoren. Ik denk beslist niet dat je nog iets kan, maar hij wil dat dus alleen van een longarts aannemen.”
Ik haal hem op uit de wachtkamer, maar nog voor we in de spreekkamer zijn aangekomen, vertelt hij nog nooit in een ziekenhuis te zijn geweest.
"Ja, tachtig jaar geleden toen ik geboren werd. Maar toen was het nog helemaal niet echt een ziekenhuis". Daarna lacht hij heel hard, zodat mensen in de wachtkamer opkijken.
De man ziet er slecht uit. De mouwen van zijn trui liggen als een soort deken om zijn ingevallen armen. Overal is overmaat aan kleding zichtbaar, zijn broek schat ik minstens vijf maten te groot. “Lompen zijn het, allemaal” en ik glimlach naar hem, want dat woord had ik al zo’n dertig jaar niet meer gehoord.
Rond zijn benen zie ik in het stof van zijn broek nog iets van de contouren van zijn bovenbenen; deze man moet de laatste tijd zeker dertig kilo afgevallen zijn, dat kan niet anders.
Hij oogt grauw en vermoeid, zijn ademhaling is verhoogd, zijn lippen zijn getuit. Ook voor een leek moet direct duidelijk zijn dat deze man is aanbeland in de stervensfase.
Het lijkt me goed om hem de foto te laten zien, zodat ik kan uitleggen waarom de situatie ontwrichtend is, maar hij onderbreekt me direct.
“Zou u mij een wonderpilletje kunnen voorschrijven, want ik wil nog wel even door, moet nog van alles doen,” zegt hij. Ik bespeur een vreemde twinkeling in zijn ogen.
Met enig ongeloof kijk ik van hem naar zijn dochter, die direct haar schouders ophaalt. "Hij heeft echt in zijn hoofd vastgezet dat hij nog wel even te genezen is," zegt zij.
“Wel….”, hakkel ik terwijl ik het scherm in zijn richting draai. Ik ben van mijn stuk gebracht en besluit het oorspronkelijk plan te continueren. Ik vertel hem wat de foto van zijn longen laat zien. In vrijwel elk segment van zijn longen zitten uitzaaiingen.
Daarna wijs ik naar zijn armen en benen. Er is totaal spierverval.
Is de man nu zo slecht geïnformeerd? Is het een struisvogel die niet doorheeft dat de situatie redelijk desastreus is? Een frontale confrontatie is nu onvermijdelijk, hoewel ik geen flauw idee heb hoe zijn reactie precies zal zijn; in mijn carrière heb ik al zoveel soorten emoties meegemaakt na het brengen van slecht nieuws. Van stilte tot intens verdriet, van berusting tot grote woede. Het is mijn absolute overtuiging dat onomwonden duidelijkheid in zo goed als alle gevallen de juiste weg is.
"Met alle beste wil van de wereld," zeg ik terwijl ik me schrap zet, "naast dat er voor longkanker geen wondermiddelen zijn, is een behandeling in deze situatie voor u helemaal geen optie meer. U gaat de start van welke behandeling dan ook niet halen. Ik denk dat u op zeer korte termijn gaat overlijden."
Weg is die rottige boodschap. Hij ligt nu bij de man die net als ik door de kracht van deze woorden stilgevallen lijkt. In die twee of drie seconden dat we elkaar in totale stilte aankijken, voel ik een vaag en wee gevoel in mijn maag. De glimlach is acuut van zijn gezicht verdwenen. “Shit,” schiet het door me heen. “Doe ik dit wel goed? Was het niet te hard, te ongericht?”
In flarden van seconden verandert de sfeer in de kamer toch weer.
"Okay, dat is lekker duidelijk, dokter, way to go," zegt de man. "Dat had ik echt even nodig.”
Direct aansluitend vraagt hij mij hoe dat dan allemaal precies in zijn werk gaat 'dat doodgaan'. "Wel graag zo eerlijk mogelijk, geen oeverloze dokterspraatjes", voegt hij toe. Nadat ik -verbaasd door de directheid van zijn vraag- hem daar de nodige dingen over vertel, slaat hij met zijn hand op de knie van de dochter. "Kom, mop. We gaan weer. De dokter is duidelijk geweest. Op naar huis. Ik ga dood."
Als hij vrijwel meteen daarna de kamer verlaat, geeft hij bij de deur nog een knipoog, en mede door zijn hele harde 'dikke doei' blijf ik flabbergasted achter.
Drie dagen na dit merkwaardige consult overlijdt de man thuis. De huisarts belt me nog even op om te vertellen dat de patiënt graag wil laten weten dat hij mijn eerlijkheid gewaardeerd had, heus wel wist dat er niks meer mogelijk was, genoten had van het gesprek waarin hij mij ‘geplaagd’ had, maar boven alles het heel erg fijn gevonden had om toch nog één keer in zijn leven in het ziekenhuis te zijn geweest. “Want dan was die dure zorgverzekering uiteindelijk toch niet voor niets geweest.”
-----------------
Wil je meer weten over palliatieve zorg en wat zorgverleners kunnen doen om de kwaliteit van leven (en sterven) voor patienten met een ongeneeslijke ziekte te verbeteren?
Volg dan de webinars van Carend.
Deze zijn bedoeld voor iedereen (voor zorgverleners geaccrediteerd) en de eerste vindt al plaats op 14 september over zorg in de stervensfase.
Sabine Netters (internist-oncoloog) en Nick Dekker (internist io) zullen ingaan op het markeren van sterven en de zorg die we aan de patient en naasten kunnen geven.
Op 28 september is er een webinar over de nieuwe richtlijn palliatieve sedatie.
SCHRIJF JE [HIER IN VOOR DE WEBINARS](https://carend.nl/webinars)