Ik check snel nog even het appartement: het zal niet zo fijn zijn als thuis, maar warmte, liefde en zorg kunnen we in overvloed bieden. Ik besef me op dat moment maar al te goed hoe moeilijk het moet zijn om te weten dat dit je laatste halte is, de plek waar je weet te gaan sterven.
Ik word gebeld, de cliënt is er. Duwend achter een nog lege rolstoel loop ik stilzwijgend naar de ingang. De taxichauffeur komt naar me toe: de passagier wil graag proberen om dit laatste stuk te lopen. Oef denk ik, dat is wel echt een eind. Dan bedenk ik me dat de zijingang vlak bij het appartement is. De taxichauffeur rijdt daar naar toe.
Het portier gaat open en een man en een vrouw van halverwege de 60 stappen uit. Ze openen het portier aan de andere kant: gesteund tussen zijn ouders komt een jongeman van 40 de taxi uit.
Een paar maanden geleden nog werkzaam in de ICT, maar door een uitgezaaide hersentumor is hij nu hier.
Het is een aandoenlijk plaatje om zo te zien en met een brok ik mijn keel besef ik me dat hij maar een paar jaar ouder is dan ik. De regen, die inmiddels met bakken uit de hemel komt, maakt het moment nog somberder dan het al is.
In het appartement help ik Tim in een gemakkelijke stoel en laat ik de familie even alleen. Het intakegesprek is prettig, Tim kan zelf goed aangeven hoe hij zijn laatste fase ziet en wat hij wel en niet fijn vindt. Hij is heel duidelijk: ik wil niet lijden.
Na het gesprek stort Tim in, zowel lichamelijk als mentaal. Met een collega help ik hem in bed. We merken dat hij het lastig vind zich over te geven en zich te laten verzorgen, dus houden we het luchtig.
De volgende dag ziet hij er slechter uit, ik ga even bij hem zitten praten. Hij vertelt over zijn werk, de ziekte, grappige dingen. Tijdens het gesprek zie ik dat hij pijn heeft, hij verbijt zich en houdt zich strijdvaardig. "Tim? Heb je pijn? Hij zucht en kijkt me aan met zijn diepliggende blauwe ogen: "Ja.. Eigenlijk wel.." Op dat moment zie ik de angst en onmacht in zijn ogen: wat gaat er komen? Ik probeer hem gerust te stellen en pak zijn hand beet. Tim geeft aan dat de hoofdpijn is toegenomen en ik overleg met de arts over extra pijnstilling.
In de nacht die volgt gaat Tim hard achteruit, de hoofdpijn wordt steeds ondragelijker en de extra pijnstilling is niet meer voldoende. Het praten gaat moeizaam en het slikken lukt nog nauwelijks.
In de dagen erna starten we met morfine om de pijn te verlichten en ondersteunen ook zijn familie in deze fase. De morfine is niet genoeg en Tim krijgt ook insulten. We starten met palliatieve sedatie om zijn lichaam en hoofd rust te geven: hij wilde niet lijden.
In de uren die volgen veranderd zijn ademhaling en krijgt hij vlekken op zijn lichaam. Ook bij de familie is nu het besef dat Tim snel zal komen te overlijden.
De bel gaat en ik loop naar het appartement: verscheurd van verdriet houden Tims ouders zijn handen vast. "We denken dat Tim is overleden", zegt zijn vader tussen de tranen door. Ik leg mijn hand op hun schouders en samen staan we daar.
Tim ligt er zo vredig en ontspannen bij, het is net of hij slaapt en elk moment wakker kan worden.
De zon schijnt buiten en een paar stralen schijnen op zijn inmiddels grauwe gelaat.
Dan bedenk ik me iets:
Tim kwam binnen in de stromende regen en heeft het leven verlaten met de zonnestralen op zijn gezicht.
Na regen komt zonneschijn. Letterlijk en figuurlijk. Vrij van pijn en lijden.
Foto: Pexels