Truus

Auteur: Sander de Hosson longarts
25.08.2025
Truus
Auteur: Sander de Hosson longarts
25.08.2025

Eenmaal in de zoveel tijd komt Truus op mijn spreekuur, omdat ze astma heeft. Medisch gezien vind ik die controles overbodig – haar astma is al jaren stabiel – maar Truus staat erop dat haar longfunctie jaarlijks wordt gemeten. Toen ik haar terugverwees naar de huisarts, kreeg ik niet veel later de verwijzing weer terug. Ik heb de pogingen maar gestaakt. Als ik haar vraag waarom ze er zo op staat, zegt ze steevast: ‘Ik klets zo lekker met u.’

‘Weer niet doodgegaan’

Ik ben op haar gesteld geraakt. Truus is ongekend eerlijk, over alles en iedereen, maar vooral over zichzelf. Vandaag vertelt ze me dat ze boos is omdat ze nog leeft. Boos omdat iedereen maar blijft zeggen dat ze ‘gezegend’ is. Boos omdat ze elke ochtend wakker wordt met de gedachte: shit, vannacht ben ik weer niet doodgegaan. Ze zegt het woord ‘shit’ heel nadrukkelijk en hard en het is tegelijk zo on-91-jarig, maar zo eerlijk dat het de hele kamer in één klap naar de essentie brengt.

Truus woont in een verzorgingshuis, zit vaak in een rolstoel omdat het lopen niet meer goed gaat en heeft haar man, zus en drie vriendinnen overleefd. “En mijn hond ook, maar die was tenminste nog vrolijk tot het eind.” Ze eet drie keer per dag in een zaal vol mensen die ze niet gekozen heeft. De verzorging is lief, daar ligt het niet aan. Maar het leven: dat ís op. En niemand lijkt dat te snappen.

‘Iedereen zegt maar dat ik geluk heb dat ik er nog ben’, zegt ze fel. ‘Maar voor wie dan? Ik heb alles al gezegd, alles al gedaan. Wat moet ik hier nog?’

Waardig afscheid nemen

Ik blijf stil. Soms is dat het beste. Want ik wéét dat ze niet depressief is. Ze is helder, geestig zelfs. Ze weet nog precies welk jaar ze stopte met autorijden. En ze heeft gisteren nog gewonnen met Wordfeud van haar kleindochter. Maar ze wil dood. En dat wil ze al jaren. Euthanasie mag ze niet en dat wil ze ook helemaal niet. ‘Ik geloof dat ik het in het leven nog net goed genoeg gedaan heb in de ogen van de Lieve Heer daarboven, maar de credits zijn wel bijna op dus ik moet een beetje oppassen’, glimlacht ze dan.

Als ik vraag wat ze mist, is ze glashelder. Betekenis in het leven. Pure fysieke aanraking. Haar eigen stem in een kamer vol gehoorapparaten. Haar man, die haar kende zonder woorden. Haar lichaam, dat ooit een trap opliep zonder pauzes. ‘Ze zeggen steeds dat ik positief moet blijven’, moppert ze. ‘Maar ik bén positief. Ik wil gewoon op een waardige manier afscheid nemen.’

Ik denk aan hoe vaak we dit niet durven horen. Hoe we krampachtig blijven benadrukken dat het leven mooi is. Dat er nog zoveel wél kan. En natuurlijk is dat waar – maar niet altijd. Niet voor iedereen. En niet tot het bittere eind.

Levensmoeheid

Truus wil geen therapie. Geen pillen. Ook geen verpleeghuis met bingo op woensdag. Ze wil erkenning voor haar levensmoeheid. Voor het feit dat het goed is geweest. Ze wil dat iemand zegt: ‘Ja Truus, ik snap het.’ In plaats van: ‘Ach, kop op, je bent nog zo kwiek.’

Dus dat zeg ik. En ze knikt. En glimlacht. ‘Nou, daar heb ik tenminste wat aan.’

Volgens mij is dit voor velen moeilijk, voor mij in ieder geval vaak wel: het besef dat er niets te fixen valt. Dat er geen medicatie bestaat tegen het lijden dat sommige van onze patiënten dragen.

Troosten is dan niet een oplossing bieden, maar aanwezig blijven. Soms is troost niet meer dan een simpel zinnetje: ‘Ik snap je.’

En misschien is dát de laatste vorm van liefde: niet proberen vast te houden of te repareren, maar erkennen dat het leven genoeg is geweest. Iemand gelijk geven in een verlangen dat voor ons bijna ondraaglijk is – en het tóch verdragen.

Deze column verscheen ook bij LINDA op 23 augustus 2025.