Mijn moeder is in slaap gevallen in haar stoel. De kanker eist de laatste weken steeds meer van haar energie. Vandaag is ze verhuisd naar een hospice. Ik hang haar kleren in de kast, rechts de outfit die ze zal dragen als ze is overleden. Onderin haar tas vind ik het fotolijstje dat ik op het laatste moment heb ingepakt. Ik aarzel. Durf ik de foto die thuis op haar nachtkastje stond, maar waar ze nooit over sprak, neer te zetten?
Ik groeide op als enig kind. Totdat ik ontdekte dat er nog twee kinderen waren. Ineens was ik de middelste van drie. Femke werd een jaar eerder dan ik geboren, maar overleed toen ze zes weken oud was. Drie jaar later overleed Daan in de buik van mijn moeder, na zeven maanden zwangerschap. Er werd niet over gepraat. Te pijnlijk, te lang geleden. Het leven was verder gegaan. Maar ze waren overal. In stiltes, afgeschermde harten, angsten, wrok en ons interieur. Voorzichtig begon ik te peuteren aan de wond. Ik stelde vragen, nam geen genoegen met een wegwuivende hand en probeerde van alle stukjes informatie een geheel te maken.
Een ding bleef onduidelijk. Wat was er precies gebeurd in het ziekenhuis? Er waren inschattingsfouten gemaakt. Femke was niet meer uit de narcose gekomen na een operatie. En met de vruchtwaterpunctie tijdens de zwangerschap van Daan was iets misgegaan. Het leek in die tijd iedereen beter dat mijn moeder haar overleden kinderen niet zag. Er kwam geen afscheid, hun dossiers werden gesloten.
Twee maanden voor het overlijden van mijn moeder ontdek ik dat je in het archief van het ziekenhuis gegevens kunt opvragen. Het voelt als mijn laatste kans om mijn familiegeschiedenis helder te krijgen. Mijn moeder stemt toe en met een bibberende hand, maar met ferme woorden schrijft ze dat zij, de moeder van Femke en Daan, toestemming geeft om hun gegevens op te vragen. Het ontroert me. Het is alsof ze met terugwerkende kracht opstaat voor zichzelf en haar kinderen. We weten geen geboortedatum van Daan en ook niet precies in welk ziekenhuis hij is geboren. Die gebeurtenis, hoe alleen ze in die situatie was, was zo traumatisch dat mijn moeder er niet bij kan. Helaas vinden we niets over hem terug. Maar een week later valt een grote envelop in haar brievenbus met daarin het verhaal van Femke. Mijn moeder wil het zelf niet lezen, het is voor mij.
Ik verzamel moed en zet het fotolijstje, met daarin de enige foto die is gemaakt van mijn moeder en Femke, op het nachtkastje bij haar nieuwe bed. Twee verpleegkundigen van het hospice komen binnen om kennis te maken. Mijn moeder gaat rechtop zitten en terwijl ze vertelt over het dorp waar ze in opgroeide, valt haar blik op het fotolijstje. Ik hou mijn adem in. Ze wijst naar me en zegt: ‘Dit is mijn dochter, maar ik heb nog twee kinderen.’ Ze noemt hun namen. Ze vertelt hun verhaal en zelfs hoeveel pijn het haar heeft gedaan dat de fouten die toen zijn gemaakt werden toegedekt. Over hoe ze een van de artsen na het overlijden van haar dochter regelmatig tegenkwam in de media. Waarin hij als expert werd gevraagd zijn mening te geven over verschillende onderwerpen. Terwijl zijn naam bij haar alleen maar pijn en wrok opriep.
Tijdens haar verblijf in het hospice zullen de namen van haar drie kinderen nog vaak worden genoemd. Mijn moeder neemt als nog een stukje rouw en sterft met een zacht hart. Op haar overlijdensbericht staat mijn naam tussen de namen van mijn zus en broertje.
Als ik een paar jaar later een congres bezoek, hoor ik toevallig dat er een biografie wordt geschreven over de arts die betrokken was bij het overlijden van mijn zus. Ik schrik. En even voel ik pijn. In gedachten lever ik ook een bijdrage aan het boek. Over dat het verhaal van mijn zus ook hem moet hebben geraakt. En dat je altijd ergens op terug kunt komen. Dat ik nog zoveel vragen heb. Hoeveel moed het vraagt om dit in alle openheid te bespreken met patiënten en naasten. Maar dat het moet. Om verder te kunnen.
’s Middags haal ik mijn dochter op van school. Een van haar vriendinnen rijdt met ons mee, die ze vertelt dat ze hoopt dat haar nieuwsgierige broer nog niet thuis is. Ik vraag het meisje of ze ook broers en zussen heeft. Ze schudt nee. ‘Hee, dan ben je enig kind, net als mijn moeder’, roept mijn dochter. ‘O nee, ze heeft een zus en broer, maar die zijn doodgegaan, toch mama? Mijn tante en oom dus eigenlijk.’ Ze grinnikt bij die gedachte en gaat over op een ander onderwerp. Haar lichtheid maakt mijn hart zacht en ik glimlach. Vanaf het moment dat mijn moeder haar pijn aankeek is er iets verschoven. We gaan verder met leven.
Tijdens het congres Rouw en Nazorg op 21 januari 2026 duiken we samen met vier toonaangevende sprekers in de vele gezichten van verlies. Vanuit spiritueel, psychologisch, cultureel en ethisch perspectief belichten zij hoe we betekenisvolle ondersteuning kunnen bieden aan mensen die rouwen. Met verhalen uit de praktijk, wetenschappelijke inzichten en praktische handvatten.
Rouwen leer je pas echt als je ermee te maken krijgt. Rouwinformatie.nl helpt je rouw beter te begrijpen. Bij jezelf en bij een ander, met informatie waar je wat aan hebt.