Auteur: Sander de Hosson
16.09.2021
“Zou je toch niet nog even langslopen op kamer 16, dokter?”
Annie, de verpleegkundige, zit naast me in de artsenkamer in de tweede week dat ik in het ziekenhuis werk.
Haar opmerking irriteert me. Het botert vanaf het eerste moment niet tussen ons. Voor mijn gevoel kan ik in haar ogen niets goed doen. Ze loopt tegen haar pensioen, heeft kort grijs krullend haar en een opvallend blauwe bril die ik nooit zal vergeten. Al veertig jaar werkt ze op deze afdeling en iedereen om haar heen zegt dat ze alles al wel gezien heeft. “Zuster Annie,” noemen ze haar, maar als ik dat een keer zeg, reageert ze kribbig dat ze door mij 'verpleegkundige' genoemd wil worden.
We zorgen samen voor een vrouw van ver in de zeventig die een vergevorderde vorm van longkanker heeft en nu opgenomen is met een longontsteking die haar veel pijn geeft. Met zuurstof en antibiotica was het al snel beter gegaan. Dat hadden we haar ook verteld. “Fijn,” vond de oude vrouw. “Maak me nog iets beter, want ik wil graag naar huis om daar te sterven,” Aan het einde van de week zou ze naar huis gaan.
“Hoezo moet ik er nog een keer langslopen?” zeg ik.
“Ik heb er er echt een slecht gevoel over, volgens mij gaat ze dood” antwoordt ze.
Ik draai me om, kijk haar aan, recht in haar ogen: “Hoezo? Dat lijkt me sterk. Ze gaat juist vooruit, ik ben er vanochtend nog langsgelopen. De bloeddruk, polsfrequentie en de labuitslagen zijn toch goed.”
“Dat zal allemaal best zo zijn”, zegt Annie, “maar ik ben er helemaal niet gerust op,” zegt ze terug zonder op te kijken van het blad waar zij de bloeddrukcontroles en zuurstofverzadiging heeft opgeschreven. “Noem het een onderbuikgevoel.”
“Ik loop vanmiddag nog wel even langs,” zeg ik, terwijl ik zucht.
“Jij bent de dokter,” zegt ze terug.
In de pauze klaag ik tegen mijn collega zaalartsen dat Annie grossiert in het overmatige gebruik van zinnen die beginnen met “Zou je niet…?”.
Zou je niet de bloedverdunners stoppen? Zou je niet nog even met de familie praten? Zou je niet een beetje morfine geven?
Een oudere arts-assistent die aan de hoek van de tafel zit, zegt veelbetekenend: “Ik zou maar heel goed naar zuster Annie luisteren.”
Als ik terugkom op de afdeling, vraagt de secretaresse me direct naar kamer 16 te gaan. Annie zit geknield naast de vrouw en heeft haar hand vast. Op het oog lijkt de situatie niet heel veranderd, behalve dat de vrouw wat suffer reageert en rond haar neus wat grauwer oogt. “Ik bel de familie even of ze langs wil komen,” zegt Annie. “Okay,” zeg ik, terwijl ik op het apparaat naast het bed zie dat bloeddruk, zuurstofverzadiging en polsfrequentie nog steeds goed zijn.
Als de familie kort daarna gearriveerd is, blijkt dat dat net op tijd is. De vrouw wordt suffer, is beslist benauwder en krijgt een glazige, holle blik in haar ogen. “Ze is stervende,” zegt Annie tegen de familie en dan kijkt ze naar mij. "Wat doen we", zegt ze. Ik vraag haar wat morfine toe te dienen tegen de benauwdheid. Dan opent Annie haar hand en ik zie dat ze de spuit al klaargemaakt had. “Doe ik, dokter”, zegt ze.
Een paar uur later, aan het einde van de middag, overlijdt de vrouw. De familie is tevreden. “Zo is het goed,” zegt haar zoon. "Ze heeft niet verder geleden."
Als we weglopen, houd ik Annie op de gang staande. “Hoe wist je dat nou?” vraag ik haar. “Alle controles waren goed.”
“Ik weet het niet. Een slecht voorgevoel,” zegt ze.
Iedere keer als ik aan zuster Annie terugdenk, moet ik ook direct aan het verhaal van 'Oscar the Cat' denken.
Oscar was een kat die in een verzorgingshuis voor patiënten met het dementieel syndroom in de Verenigde Staten woonde en beschreven werd in een artikel van geriater David Dosa in The New England Journal of Medicine in 2007* . Oscar had de gave te kunnen voorspellen dat patiënten zouden gaan sterven. Hij koos ervoor om zich in het bed te nestelen van patiënten een paar uur voordat ze overleden. Het leek er volgens de verpleegkundigen van die afdeling zelfs op dat Oscar, die niet als de meest sociale kat bekend stond, de stervenden gezelschap wilde houden. Toen Oscar 25 keer de dood goed ‘voorspeld’ had, begon de staf de familie in huis te bellen als Oscar naast iemand ging liggen, zodat de familie de mogelijkheid kreeg om afscheid te nemen. Het is niet duidelijk hoe Oscar dit zo accuraat kan voorspellen, maar de hypothese is dat Oscar reageerde op een geur die vrijkomt als iemand in de stervensfase komt.
Het is goed gekomen tussen mij en Annie. In de anderhalf jaar waarin ik tot haar pensioen met haar samenwerkte, heeft zij mij veel geleerd en geenthousiasmeerd over palliatieve zorg, in het bijzonder de zorg in de stervensfase. Uiteindelijk mocht ook ik haar 'zuster Annie' noemen en pas nu begrijp ik de waarde van die titel.
Hoewel ik daar aanvankelijk heel anders over dacht, geef ik het nu ruiterlijk toe en ik zou alle dokters-in-opleiding willen vragen deze les ter harte te nemen: de theoretische kennis over ziektes en behandelingen krijg je beslist in de collegezaal, maar uiteindelijk word je pas echt opgeleid door verpleegkundigen.
*Referentie: Dosa, DM (2007). "A day in the life of Oscar the cat". New England Journal of Medicine. 357 (4): 328–9.
-------------------
Wil je meer weten over palliatieve zorg en wat zorgverleners kunnen doen om de kwaliteit van leven (en sterven) voor patienten met een ongeneeslijke ziekte te verbeteren?
Volg dan de webinars van Carend.
Deze zijn bedoeld voor iedereen (voor zorgverleners geaccrediteerd). De volgende vindt plaats op 28 september over de nieuwe richtlijn palliatieve sedatie (nog niet gepubliceerd).
Sabine Netters (internist-oncoloog) zal ingaan op de verwachte veranderingen, waaronder meer aandacht voor communicatie en intermitterende en acute sedatie.
SCHRIJF JE [HIER IN VOOR DE WEBINARS](https://carend.nl/webinars)