Lieve Martine

Auteur: Francien Bos
24.09.2020
Lieve Martine
Auteur: Francien Bos
24.09.2020
Niets vermoedend surf ik naar je facebook pagina, ik wil even kijken hoe het met je gaat. Ik ben daar benieuwd naar. En hoewel wij elkaar al een flinke poos niet gesproken hebben. Doe ik dat zo nu en dan. Jouw leven volgen vanaf de zijlijn. Ik leerde je kennen in het ziekenhuis. Ik werkte daar als verpleegkundige op de chirurgische afdeling. Een wisselende patiëntencategorie. Jong en oud. Maar jij viel niet te missen. 36 jaar. Vol in het leven. Wat een brulboei was je. Mollig, met een jong en knap gezicht. Rechtop in bed met een fleurig zijden sjaaltje rond je kale hoofd geknoopt. Je verspreide een bijna tastbare levensenergie rond je ziekenhuisbed. Rap van de tongriem gesneden, goedlachs, overduidelijk aanwezig. Ik kwam die middag de zaal op om visite te lopen en hoorde je gekscherend tegen de verbouwereerde coassistente zeggen “Ik kan schelden als een kerel en nu zie ik er ook zo uit”. Je wees naar de grote pleisters waar eens je borsten zaten. Daarmee was direct het ijs gebroken. Je was die morgen in alle vroegte geopereerd. Een dubbele borstamputatie. In de ene een tumor en de ander preventief geruimd. Jouw woorden. Een noodlottige erfenis van je moeder. Ik hielp een handje mee met uitdelen van de broodmaaltijd. “Het is misschien niet verstandig, maar ik houd niet zo van verstandig” zei je, wijzend op het immens grote plateau sushi wiebelend op je schoot. Je mocht eigenlijk alleen nog maar een beschuitje en een kopje slappe thee. Maar dit had je niet zelf gefikst. Het was speciaal voor jou bezorgd op de afdeling. Een cadeautje van de eigenaar van een restaurant in Deventer. Natuurlijk kende jij veel mensen. Je lachte me uit met mijn dienblad waarop een schamel beschuit lag en het zwetend plakje wat voor kaas door moest gaan. “Dat droge beschuit dat moet ik niet” zei je met je mond vol sushi. “Ik wil het leven vieren”. “Ik denk namelijk dat ik daar nu wel recht op heb”. Je wees naar je ingepakte borst met de bungelende drainflesjes. Je keek naar mijn kleffe boterhammen in het trieste plastic boterhamzakje in mijn hand. Ik had bijna pauze. Je zei “ben je besodemieterd”. “Weg daarmee, jij eet vandaag sushi met mij”. En natuurlijk at ik sushi met jou. Een “nee” accepteerde je niet. Ik zat aan jouw voeteneinde. En observeerde je. Je levenslustige houding. Dat was geen act maar gewoon jij. Je leerde mij een levensles. Er voor de volle honderd procent voor gaan. Ga je eens op je bek. Dan sta je gewoon weer op. En ga je verder. Ik geloofde je. Je wonden genazen voorspoedig en je ging met ontslag. Dat was dat dacht ik. Maar dat was dus niet zo. Een maand later bungelde mijn vinger twijfelend boven het vriendschapsverzoek dat je mij stuurde via facebook. Ik neigde naar niet accepteren. Wegens zwaar onprofessioneel. Ik kon wel 100 redenen verzinnen om je niet te accepteren. Maar ik deed het. Er kwam geen intensief contact van, maar gewoon af en toe even virtueel buurten. Het was de allereerste en allerlaatste keer dat ik inging op een dergelijk verzoek. Ik opperde na een jaar voorzichtig om het contact te verbreken. Ik kon mij voorstellen dat je liever niet meer dacht aan die onzekere donkere periode. Misschien herinnerde mijn sporadische virtuele aanwezigheid in jouw tijdlijn jou er toch telkens aan. Maar je schreef mij letterlijk; “die nare periode heeft mij de meest waardevolle lessen in het leven doen leren. Een mooie herinnering. Ook aan jouw miss sushi”. Er trad een complicatie op tijdens je borstreconstructie. Je had je laten opereren in Brussel. Ik informeerde hoe het met je ging tijdens je opname. Je schreef: “Kut. Maar reken maar dat er dit weekend bergen sushi op het menu staan. Ik heb dat namelijk gedemand”. Er ging een flinke tijd voorbij en ons contact verwaterde enigszins. Tot we elkaar op een dag tegen het lijf liepen en jij goed nieuws bracht. Je was zwanger, wie had dat gedacht? Dat je dat nog mee mocht maken. “Ik gok erop te leven totdat mijn dochter mij zich zal kunnen herinneren”. “Ik ben er namelijk niet geheel zeker van niet alsnog ingehaald te worden door die klote ziekte”. Zwanger van een geweldige man “die je niet eens had hoeven dwingen veel van je te houden”. Happy times. Je beviel van een prachtig meisje. Met grote blauwe amandelvormige ogen. Net als jij. Het pril geluk was van korte duur. Je kreeg last van “vage klachten”. Zo vaag bleken ze niet. Er volgde uiteindelijk een slecht nieuws gesprek. Waarbij mijn collega aanwezig was. De kanker was terug en verwoestend uitgezaaid. Hoe vertel je een moeder dat ze haar kind niet op zal zien groeien? Ik vond het bijna niet te doen. Mijn collega niet. De oncoloog niet. Jij stapte de kleine kamer binnen en zei “voor de draad ermee”. En dat was het. Ik zat vanavond in mijn tuin met een koel glas wijn. Na een stralend warme dag. Ik keek sinds lange tijd weer op je facebook, nietsvermoedend. Geen enkele update na 1 april. Een akelig gevoel bekroop mij. Ik googelde je. In de zoekresultaten kwam je naam al snel naar voren met daar achter; overleden. Je overleed op 10 april. Ik klikte door naar de rouwadvertentie. Daarin schemerde door dat je zelf had besloten dat het genoeg geweest was. Jij besliste over de einddatum van jouw leven. Niet nog verder af takelen maar gaan zoals je was. Dat paste bij je. Ik schrijf een kaart aan een echtgenoot die ik niet ken. Een man met een klein kind. Een meisje met jouw ogen. Ik schrijf hem over de allereerste keer dat ik jou zag, de sushi op je schoot en je klaterende lach. De lach die hij zo goed kende. De lach die nu voor altijd verstomd blijft. Maar die in mijn gedachten weerklinkt zodra ik aan je denk. Dag Martine. Liefs, Miss Sushi