Auteur: Sabine Netters, internist-oncoloog
15.02.2025
- "Ik snap het niet, hij wil er gewoon niet over praten. Maar hij moet toch begrijpen wat er aan de hand is en zelf keuzes maken?"
De arts-assistent kijkt me vragend aan. Hij is net begonnen, enthousiast en betrokken.
- "Mensen hebben niet alleen het recht om te weten, maar ook het recht om níét te weten. Dat is zelfs wettelijk vastgelegd."
- "Maar hoe weet je dan of iemand echt niet wil weten, of dat het gewoon angst is?"
- "Door het te vragen."
Samen lopen we naar de kamer. De patiënt ligt in bed, ernstig ziek. Op het tafeltje naast hem ligt een kladblok met een pen. Praten lukt hem niet goed meer.
In de hoek van de kamer zitten twee vrouwen. Marokkaanse vrouwen, schat ik, met hoofddoeken en lange jurken. Ze zitten wat verder weg, alsof ze niet zeker weten of ze dichterbij mogen komen. Ik knik naar ze en stap de kamer binnen. Ik ga op een stoel zitten, draai iets naar hen toe (en open een vertaal app)
- "Goedendag, ik zag dat jullie er al waren toen ik vanochtend langsliep. Zijn jullie familie?"
- "Wij zijn zijn zussen."
- "We zijn hier nu twee maanden. We kenden Nederland niet, maar toen we hoorden dat hij ziek was, zijn we gekomen. We wonen nu bij hem in zijn flat en we zorgen voor hem."
Ik knik. En vraag wat ze van Amsterdam vinden. Ik vertel dat Amsterdam voor mij erg druk en lawaaiig is en dat ik er niet vandaan kom. Ze lachen en vertellen dat hun stad nog groter is. Hij pakt zijn kladblokje en schrijft een 7 met 6 nullen op. Hij houdt het triomfantelijk in de lucht. Ze kijken elkaar lachend aan.
- "Fijn dat jullie dan toch naar zo’n klein dorpje zijn gekomen…"
Ze lachen en daarna wisselen ze een blik, zeggen niets, maar ik zie het in hun ogen: dit was geen keuze, dit was vanzelfsprekend.
Ik draai me naar de patiënt. Zijn vingers tasten naar de pen. Moeizaam schrijft hij een paar woorden op een blaadje:
"Ik wil niet alles weten, het is goed"
- "Mag ik je iets vragen? Heb je een goede band met je huisarts? Vertrouw je hem? Zou ik met hem alles bespreken, zodat hij je goed kan helpen?"
Hij knikt. Resoluut, zonder aarzeling. Zijn zussen knikken ook. Zijn blik verzacht weer. Hij ademt zwaar als hij zijn kladblokje pakt:
"Ik wil naar huis"
De jongste zus pakt zijn hand vast, knijpt er zachtjes in.
- "Wij zorgen voor hem."
- "Dat zie ik. We gaan ervoor zorgen dat jullie broer weer naar huis kan."
De arts-assistent naast me blijft stil. Bij deze patiënt kunnen we de keiharde waarheid niet naar binnen duwen en kunnen we geen antwoorden afdwingen op onmogelijke keuzes—voor zover die er al zijn.
Alsof we daar recht op hebben.
Alsof we niet meer zonder kunnen.
Alsof we vergeten zijn dat niet elke beslissing op het bord van de patiënt geschoven kan worden.
Dat wij degene zijn die die verantwoordelijkheid weer terug moeten durven nemen. Omdat het soms te groot is en omdat iets niet weten ook mag.
De arts-assistent kijkt me vragend aan. Hij is net begonnen, enthousiast en betrokken.
- "Mensen hebben niet alleen het recht om te weten, maar ook het recht om níét te weten. Dat is zelfs wettelijk vastgelegd."
- "Maar hoe weet je dan of iemand echt niet wil weten, of dat het gewoon angst is?"
- "Door het te vragen."
Samen lopen we naar de kamer. De patiënt ligt in bed, ernstig ziek. Op het tafeltje naast hem ligt een kladblok met een pen. Praten lukt hem niet goed meer.
In de hoek van de kamer zitten twee vrouwen. Marokkaanse vrouwen, schat ik, met hoofddoeken en lange jurken. Ze zitten wat verder weg, alsof ze niet zeker weten of ze dichterbij mogen komen. Ik knik naar ze en stap de kamer binnen. Ik ga op een stoel zitten, draai iets naar hen toe (en open een vertaal app)
- "Goedendag, ik zag dat jullie er al waren toen ik vanochtend langsliep. Zijn jullie familie?"
- "Wij zijn zijn zussen."
- "We zijn hier nu twee maanden. We kenden Nederland niet, maar toen we hoorden dat hij ziek was, zijn we gekomen. We wonen nu bij hem in zijn flat en we zorgen voor hem."
Ik knik. En vraag wat ze van Amsterdam vinden. Ik vertel dat Amsterdam voor mij erg druk en lawaaiig is en dat ik er niet vandaan kom. Ze lachen en vertellen dat hun stad nog groter is. Hij pakt zijn kladblokje en schrijft een 7 met 6 nullen op. Hij houdt het triomfantelijk in de lucht. Ze kijken elkaar lachend aan.
- "Fijn dat jullie dan toch naar zo’n klein dorpje zijn gekomen…"
Ze lachen en daarna wisselen ze een blik, zeggen niets, maar ik zie het in hun ogen: dit was geen keuze, dit was vanzelfsprekend.
Ik draai me naar de patiënt. Zijn vingers tasten naar de pen. Moeizaam schrijft hij een paar woorden op een blaadje:
"Ik wil niet alles weten, het is goed"
- "Mag ik je iets vragen? Heb je een goede band met je huisarts? Vertrouw je hem? Zou ik met hem alles bespreken, zodat hij je goed kan helpen?"
Hij knikt. Resoluut, zonder aarzeling. Zijn zussen knikken ook. Zijn blik verzacht weer. Hij ademt zwaar als hij zijn kladblokje pakt:
"Ik wil naar huis"
De jongste zus pakt zijn hand vast, knijpt er zachtjes in.
- "Wij zorgen voor hem."
- "Dat zie ik. We gaan ervoor zorgen dat jullie broer weer naar huis kan."
De arts-assistent naast me blijft stil. Bij deze patiënt kunnen we de keiharde waarheid niet naar binnen duwen en kunnen we geen antwoorden afdwingen op onmogelijke keuzes—voor zover die er al zijn.
Alsof we daar recht op hebben.
Alsof we niet meer zonder kunnen.
Alsof we vergeten zijn dat niet elke beslissing op het bord van de patiënt geschoven kan worden.
Dat wij degene zijn die die verantwoordelijkheid weer terug moeten durven nemen. Omdat het soms te groot is en omdat iets niet weten ook mag.