Nooit meer Erik 1.0. Pats. Boem. Fysiotherapeut D. vertelt het me net onomwonden. En dat ik op zoek moet naar Erik 2.0.
Dus ja, ik raak hartstikke in de war als D. me belt. Tijdens en vlak na de chemo’s hielp hij me al twee keer met het doseren van mijn fysieke inspanningen. Hij heeft veel ervaring met kanker en met de gevolgen van de ziekte en de behandelingen op je functioneren. Die twee keer was ik op zijn praktijk. Er was een vast stramien: band om mijn borst, oefeningen doen, evaluatie. Dan wist ik weer met welke intensiteit ik kon sporten zonder mijn lijf te slopen en welk gevoel daarbij hoorde.
Ik wilde nu weer ’gekalibreerd’ worden en D. zou me bellen. Ik denk nu een afspraak te krijgen, maar het gaat confronterend anders. Geen afspraak maar een heel verhaal, bijna een monoloog. Het begint nog best fijn: ‘Je doet het goed’. En ergens middenin zegt hij ook nog: ‘Ik zou zo een groep mensen naar je toe sturen om te laten zien hoe je het aanpakt’. Maar verder…
Ik haal flarden terug. ‘Natuurlijk krijg ik als antwoord op mijn vraag ‘hoe is het?’ dat het minder is dan wat je wilt en verwacht’, zegt D. ‘Je geeft je conditie nu een vijf en dat doe je over een maand ook en de maand erna weer, ook al kun je dan misschien meer. Het blijft altíjd een vijf ten opzichte van wat je wilt en verwacht, omdat je jezelf vergelijkt met wat je vroeger kon, maar dat is Erik 1.0. Die Erik komt niet terug.’ Ik krijg een dreun. D. gaat onverdroten door: ‘Je gaat naar Erik 2.0. Je hebt kanker. En chemo’s gehad. Wees blij met wat je nu kunt. Geniet daarvan.’ Ik denk: EUH!?
‘De chemo’s hebben je snel delende cellen aangepakt. Er is schade. Inspanningen zijn lastig. Gesprekken belastend. Je hebt kans dat het bijtrekt. Maar het kan ook zo maar zijn dat tien procent vermoeidheid blijft. Of meer. Vergeet wat je kon, dus misschien geen halve marathon meer maar tien kilometer. En die moet misschien in tien keer één kilometer. Kijk niet elke dag naar verbetering. Kijk naar wat goed voelt en doe dat.’
‘Eigenlijk gaat het goed, want 95 procent van de kanker is weg door de chemo’s. Dáár ging het om. De kanker is aangepakt; het hoofddoel om langer te leven en van je leven te kunnen genieten is bereikt. De rest is bijwerking. En je bent hoe dan ook anders doordat je kanker hebt. Armer. Ook rijker. Het gaat erom een nieuwe balans te vinden. Werk, vrije tijd, je zoon K., je vrouw F., andere relaties en contacten, sport, activiteiten, interesses.’
‘Je gaat niet 1 op 1 terug naar wat je was, wat je deed en hoe je het deed. Het wordt anders. Je bouwt op en dan is het als met een weegschaal. Steeds zoeken naar een evenwicht. Soms iets meer van het een, soms iets minder van iets anders. Het is ook niet gezegd dat je alles gaat doen wat je strikt genomen kunt; je gaat doen wat past in je nieuwe evenwicht en bij wat je nu wilt. De kunst is te genieten van de dingen die kunnen.’
Jeetje denk ik als de hoorn op de haak ligt. Dag Erik 1.0. Dag leven dat ik hoopte te heroveren. Die is keihard. Maar ik denk ook: eindelijk iemand die het gewoon zegt. Die het logisch maakt en aannemelijk, al is het spijkerhard. En ik wéét het: al maanden bén ik al ontiegelijk moe en blijf dat dag na dag na dag. Ik dóe maar één activiteit van de dag en de rest is facultatief. Het gesprek met een financieel planner van eergisteren wás een aanslag; het potje voor de rest van de dag wás erna leeg. Ik weet dus dat ik mijlenver weg ben van wat ik kon en wie ik was.
Maar jeetje, ‘Vaarwel Erik 1.0’ moeten zeggen, me dat echt realiseren... Dag Erik die me ruim 60 jaar vertrouwd was, waarmee ik aardig kon lezen en schrijven en best blij was. En ook jeetje, want Erik 2.0? Wélke Erik 2.0? Die ken ik niet, al moet die in me zitten. Die 2.0 laat zich nog niet kennen. En die 2.0 heb ik ook helemaal niet gewild.
Ik ben verdrietig en ook blij. D. zegt het tenminste met overtuiging vanuit zijn ervaring, met rede en met mij in het vizier. Het is goed dat hij duidelijker maakt waarmee de oncoloog laatst een beginnetje maakte. Dat het alle kanten op kan gaan. Beter, maar ook slechter. Dat het gaat om wat vandaag kan, om te doen wat vandaag kan en goed voelt. Dat dat voldoende is, dat dat goed is.
Rouw is universeel, maar altijd persoonlijk. Het overkomt ons allemaal, vaak onverwacht en ingrijpend. Toch blijft rouw in onze samenleving vaak een lastig onderwerp. Het krijgt zelden de tijd, ruimte of erkenning die het verdient. Zorgverleners zoeken naar woorden wanneer ze nabestaanden ontmoeten. Beleid maakt onderscheid tussen ‘acute zorg’ en ‘nazorg’, maar wat betekent dat op menselijk niveau? Op 21 januari 2026 organiseert Carend het congres 'Rouw en Nazorg'. Klik hier voor meer informatie.