Een jonge arts-assistent las haar naam in een rouwadvertentie. Vol lof.
Maar ze snapte het niet. Ze had, naar eigen zeggen, ‘niets bijzonders gedaan’.
Sterker nog: ze had zelfs even gedacht dat ze te weinig had kunnen betekenen.
– Maar ik deed niets bijzonders.
– Dat deed je wel.
– Ik praatte gewoon met hem over walking football en zijn kippen.
– Dát dus. Meestal gaat het namelijk alleen over de kanker.
En er was nog iets.
Toen hij te ziek werd om naar het ziekenhuis te komen, vroegen zijn dochters aan mij:
– Zou dokter R. nog een keer willen komen? Nog even afscheid nemen?
Onze vader praatte zo graag met haar over die kippen en dat ouwe mannenvoetbal (walking football).
Ik besprak het met haar. Vroeg of het haar wat leek om een huisbezoek af te leggen.
Ze aarzelde.
– Hoe doe ik dat dan?
– Gewoon op je OV-fiets ernaartoe.
– En dan?
– Het kopje thee of koffie dat je aangeboden krijgt, aannemen, en dan maar zien wat er gebeurt.
De sfeer zal anders zijn. Fijner, opener. Toch wat anders dan onder dat kille TL-licht bij ons in het ziekenhuis.
Gewoon doen dus. Het zal je 100% meevallen. Sterker nog...
– Jij doet dat wel vaker, toch?
– Ja.
– Mag dat dan wel? Mag ik zomaar naar hem toe? Overtreed ik dan niet een protocol?
– Dat van dat protocol heb ik niet gehoord.
– Van mij mag het.
Later vertelde ze: in de woonkamer, waar zijn bed nu stond, keek hij uit op zijn kippenren.
De kippen scharrelden rond, alsof alles gewoon doorging.
Zijn vrouw had koffie gezet. De dochters waren er ook. Blij dat ze er was.
Koffie en een koekje voor haar. Voor hem lukte dat niet meer.
Geen medische dossiers. Geen moeilijke woorden. Gewoon praten.
Over walking football. Over de kippen die hij nog elke dag volgde vanuit zijn bed.
Over het gewone leven, dat nog steeds waardevol was.
– Ik vond het zo weinig, zei ze later.
– Het was alles, zei de familie in de advertentie.
Uit onderzoek blijkt dat oprechte aandacht voor wie iemand is – niet alleen voor zijn ziekte –
leidt tot betere zorg en meer betekenisvolle laatste momenten
(Berlinger, N. 2017, The Hastings Center Report).
Soms is een gesprek over kippen en een koekje bij de koffie belangrijker dan duizend gesprekken over ziekte.
Ook als dat niet in een protocol beschreven staat.