'Wat doe je nou, bitch?,' schreeuwt hij, glad gestreken haren en een grote zonnebril, vanuit een indrukwekkende, snelle wagen naar mij.
Een wegversperring. We moeten allemaal wachten, maar ik sta klem door deze grote auto. Even valt alles stil van binnen, tot ik mijn hart voel bonzen en het bloed in mijn oren hoor ruizen. Er ontwaakt iets in mijn buik wat lang opgesloten heeft gezeten. Een vriendin vroeg laatst, na het zoveelste frustrerende gesprek met een instantie: 'wanneer wordt die draak in jou nou eens wakker?'. Dit is die draak. De man in zijn veel te dure auto weet niet dat de vrouw die hij zojuist heeft klemgereden een vader had, die zich ondanks zijn ziekte had voorgenomen om een coureur van zijn dochter te maken. Van binnen gieren de zenuwen. Ik visualiseer hoe ik hem achterna zal rijden, klem zal zetten en hoe we uitstappen voor een goed gesprek. 'Bedankt papa, voor de race-lessen.'
Eenmaal uit de benarde situatie rijd ik door, natuurlijk keer ik niet en rijd ik niemand klem. Ik zou niet durven. Ter hoogte van mijn borst drukt iets. De draak trekt zich teleurgesteld terug. Het is alsof ik een stomp in mijn maag heb gekregen, en er zojuist iemand met grof geweld dwars door me heen is geraasd. Mijn vingers trillen en de eerste tranen verlaten mijn ogen. In een uithoekje van mijn hoofd wordt een blik met vergeten herinneringen opengetrokken. Niet nu. Het was al zo’n klus om iedereen op tijd op school te krijgen, alsof mijn kinderen aanvoelden wat voor dag het is vandaag. Ik moet op tijd bij mijn moeder zijn, voor haar afspraak in het ziekenhuis.
In de wachtruimte kiezen we de twee stoelen aan de buitenzijde, dichtbij de uitgang. Het geeft ons het gevoel dat we hier wel zijn, maar eigenlijk niet horen. De andere mensen zien er slechter uit en zijn echt ziek, zoals we ook bij mijn vader tot het einde volhielden. 'Nou, zo erg ben ik er toch nog niet aan toe,' fluistert mijn moeder als een vrouw met een rollator en zuurstoftank voorbij schuifelt. 'Sst,' sis ik met een strenge blik naar mijn moeder. We lachen stiekem even en houden onszelf stilzwijgend voor dat ons dit nooit zal overkomen.
Ik denk aan het voorval van vanmorgen en kijk om me heen. Hier geen snelle auto’s, gelikte kapsels, strak gestreken blouses en succes. Hier, verborgen voor de buitenwereld, toont zich de broosheid van mensen en de onvoorspelbaarheid van het leven. 'Wat is er in jouw leven gebeurd dat je zo moest reageren?' vraag ik in gedachten aan de bestuurder van de snelle wagen. Met een zacht hart is het makkelijker kijken naar iemand anders, het maakt alles helder. Gedrag verandert in een symptoom in plaats van een persoon te zijn. Ik sluit mijn ogen en stel me voor hoe ik zijn zonnebril voorzichtig afzet en in zijn ogen kijk. Hoe ik geduld heb en dan na een tijdje in zijn blik voorbij de hardheid het kind in hem ontmoet. Zijn ongemak, hier in deze wachtruimte, om tussen al die zieke mensen te moeten zitten, weg van zijn snelle wereld die hij is gaan beschouwen als zijn veilige cocon. Hoe ik zijn wang zou strelen en mijn andere hand naar zijn haren zou gaan, om het keurslijf van zijn kapsel te doorbreken.
Mijn moeder veert op als ze haar naam hoort en pakt mijn hand. Mijn hand in haar hand: leid ik haar of zij mij? We lopen de spreekkamer in en ontmoeten onze fijne dokter, een vrouw die mens en arts tegelijk durft te zijn. We weten dan nog niet dat dit de laatste keer zal zijn dat we hier binnenlopen. Over een kwartier, nadat de arts de slechte uitslag heeft verteld, zal mijn moeder misschien wel de moedigste beslissing van haar leven nemen. Geen onderzoeken meer, geen behandelingen tegen de kanker. Ik zie door mijn tranen heen een kracht in haar opstaan, die ik nog niet eerder heb gezien.
'Kom mama, het is tijd om naar huis te gaan.'
De redactie van Carend houdt even vakantie. Op onze website en via social media delen we deze maand de meestgelezen artikelen en columns van het afgelopen jaar. Wij wensen iedereen een fijne zomer toe, op vakantie of thuis, in ons eigen land of ver weg. En voor iedereen die doorwerkt: werk-ze!