0,0 Acceptatie

Auteur: Guusje Hartman, palliatieve zorg verpleegkundige in een huisartsenpraktijk
30.04.2025
0,0 Acceptatie
Auteur: Guusje Hartman, palliatieve zorg verpleegkundige in een huisartsenpraktijk
30.04.2025

‘Er is 0,0 acceptatie’, zegt Vera. ‘Ik wil leven, ik ga niet dood’. Ik bestudeer de lange Servische vrouw voor mij. Ze is in de 50. Ik zie haar temperament doorkomen in haar spraak en bewegingen. Ze kijkt mij kritisch aan als ik zeg: ‘Ik begrijp dat je wil leven en ik hoop dat het ook zo lang mogelijk mag duren maar je bent ernstig ziek. Zo ziek, dat je daar uiteindelijk aan zal overlijden’. Ik vervolg: ‘Je hoeft met mij niet over de dood te praten maar ik wil wel praten over hoe je wil leven en hoe we je klachten onder controle kunnen krijgen’. Haar man, een nuchtere Nederlander, zucht diep: ‘Het wordt tijd dat ze over de dood praat, dat ze plannen maakt, zegt wat ze wil’. Boos kijkt ze hem aan: ‘Ik wil er niet over praten, ik wil tot het laatste moment leven! Hoe duidelijk moet ik zijn? Ik wil behandeld worden!’

Ik begrijp haar man maar ik antwoord: ‘Het is belangrijk om je wensen te bespreken, daarbij helpt het me als ik weet wat belangrijk voor je is.’ Ik vraag naar haar ziekteproces, geloof, familie, angsten en uiteindelijk bespreekt zijzelf haar wensen. Als we het gesprek afsluiten veert Vera op: ‘Ik vind je leuk en dat vind ik maar van weinig mensen, mag ik je een knuffel geven?’ Ik knik ja en beloof elke week te bellen.

Twee weken lang bespreken we telefonisch haar klachten. Ik hoor haar levenslust. Als ik een week later binnenkom, ruik ik een doordringende geur. Mijn alarmbellen slaan aan. Vera ligt transpirerend op de bank. Ze braakt en is misselijk. De geur verraadt dat ze ontlasting braakt. Ik onderzoek haar pijnlijke en gezwollen buik. Ik vermoed dat ze een darmbeknelling heeft. Ik vraag Vera: ‘Wil je dat ik je doorstuur naar het ziekenhuis?’ Vol overgave knikt ze ja! Ik bel de huisarts die de ernst begrijpt. Hij belt de spoedeisende hulp en ik wacht op de ambulance.

In de week dat Vera in het ziekenhuis ligt regel ik een hoog-laag bed, hulpmiddelen en een thuiszorgorganisatie, zodat Vera ten alle tijden naar huis kan. Vera komt 7 dagen later thuis. Als ik langskom, ligt ze kermend van de pijn in het bed. Ze heeft een maaghevel, die zwarte vloeistof afloopt. Aan haar spitse neus, blik en fysieke toestand, zie ik dat zij stervende is. Ik zeg: ‘Lieve Vera, ik weet dat je er niet over wil praten, maar ik vertel het wel. Je bent stervende’. Ze knikt. ‘Denk je dat echt?’ Ineens plaatst ze zich omhoog en zegt dat ze naar de wc moet. Ze heeft er de kracht niet voor, maar niets zal haar tegen houden. ‘Kom, ik kan je helpen, leun maar op mij.’ Schuifelend met haar armen om mij heen, lopen we naar de wc. Af en toe stopt ze even. Ze legt haar hoofd op mijn schouder. Ik knuffel haar. Ik fluister zacht: ‘Sorry’.

Als ze in bed ligt, bespreek ik de mogelijkheden van een morfine pomp. ‘Regel alles maar’ zegt ze. ‘Hoe lang heb ik nog?’ Ik zeg dat ik vermoed dat ze binnen 2 dagen komt te overlijden. Dat ik geen glazen bol heb, maar dat het snel kan gaan. Ze knikt bedachtzaam. De volgende ochtend kom ik terug. De pomp is aangesloten, de katheter is geplaatst en Vera ligt vrolijk in bed. Haar nichtje is aanwezig en ik zie weer de oude Vera. Als ik vraag of ik iets voor haar kan doen antwoordt ze: ‘Ik wil een knappe man naast mijn bed’. Haar man lacht en zegt: ‘Die heb je toch al?’ Ze lacht hardop en zegt: ‘Nee, Nederlandse mannen zijn niet knap’. Quasi beledigd zeg ik dat ik best een knappe vriend heb. Acuut wil ze foto's zien. Wat verlegen laat ik haar mijn vriend zien. Ze gilt het uit van plezier. ‘Die is knap!! Wat doet die voor werk?’ Ik mompel zachtjes: ‘Hij is brandweerman’. Vol overgave schreeuwt ze: ‘Zet het huis in de fik! Laat die mooie mannen maar komen’. Waarna ze vermoeid maar tevreden in haar kussens zakt. ‘Je zal het met mij moeten doen, Vera, morgen kom ik langs’. Ze pakt mijn hand en zegt: ‘Vooruit, jou vind ik ook mooi!’

Wanneer ik vertrek loopt haar man met mij naar de deur. Trots kijkt hij mij aan: ‘Denk je echt dat ze nog maar een dag leeft?’ Ik slik de brok in mijn keel weg. ‘Ik denk dat dit een prachtige opleving is, probeer ervan te genieten, blijf bij haar.’ Hij lacht en ik begrijp dat hij me niet gelooft. Als ik laat in de avond wordt gebeld door de thuiszorg, besef ik direct dat Vera overleden is. Ze heeft geleefd tot dat ze doodging, precies zoals ze was met alles wat ze had.


Op 4 september 2025 vindt het derde congres Connecting Communities plaats, een samenwerking van Agora, BPSW, Carend en PZNL. Dit jaar staan verbinding en samenwerking centraal: hoe kunnen zorg, het sociaal domein en gemeenschappen samen mensen in hun laatste levensfase optimaal ondersteunen?