Tien weken van diagnose tot behandeling. Genezing ligt helaas niet meer in de kaarten voor jouw lief, jouw allerliefste lief. Jij hebt ook een zorghart, een serieus zorghart want je bent opgeleid tot arts. Je hebt haar beloofd dat jij voor haar zou zorgen want van alle harten die kloppen voor de zorg vertrouwt ze dat van jou het meest.
En nu ligt mijn hand in die van jou, een ander zorghart, het klopt niet zoals dat van jou. De rechterkamer van mijn hart, daar waar de verpleegkundige in mij verblijft, moet gelijk gaan lopen met die van jou.
We gaan het hebben over pijnstilling, de morfinepomp staat niet hoog genoeg. Dat ze niet comfortabel is zag ik al voordat ik haar hand in die van mij voelde. Jij weet het ook, je hebt mij niet voor niets gebeld. En nu ga ik haar vertellen wat jij ook denkt, maar wat je niet over je lippen krijgt. In het ziekenhuis kun je dat wel maar niet tegen haar, jouw lief.
Er gebeurt iets wonderlijks met zorgverleners die zelf te maken krijgen met ziekte en dood. We zijn zo getraind in omgaan met alles wat erbij hoort dat we op alles tot in de finesses zijn voorbereid, details die we lang niet allemaal vertellen maar we weten ze wel. We kunnen er ook prima mee omgaan vanaf de andere kant, met eerst het schild van onze professionaliteit en daarachter pas de ellende. Als we echter aan de andere kant staan, achter de grens van witte jassen en dossiers, dan weten we niet zo goed meer wat we moeten. Onze copingstrategieën zijn niet toepasbaar op privésituaties en we wankelen dus uit evenwicht. We slaan door naar te veel kennis. Professionaliteit is niet langer een geruststellende deken maar een verstikkend kussen. Misschien worden we daar wel van die ingewikkelde patiënten van, we dreigen te verdrinken in doemscenario’s die niet hoeven plaatsvinden maar die zich wel afspelen in ons hoofd. En we grijpen naar elke zorgverlener om ons toch gerust te stellen. Want dat is toch wat die witte jassen en witte broeken doen: geruststellen?
Twee zorgharten aan tafel, samen overleggen wat de mogelijkheden zijn en de mogelijke gevolgen. Alles mag gezegd want twee professionals met meer dan genoeg ervaring kennen de klappen van de zweep. We komen eruit, de berekeningen kloppen dus de pomp wordt aangepast. Ik blijf bij haar, dat heb ik beloofd, en op het moment dat ze voelt dat haar gedachten minder helder worden zal ik de pomp terugdraaien. Ik heb haar vertrouwen nog niet maar een tweede stap heb ik al wel verdiend. Langzaam zie ik het effect, ze kan weer wat meer ontspannen. “Heerlijk loom”, noemt ze het. “Drie keer drie?”, vraag ik, zoals afgesproken. “Negen!”, komt er direct terug. “Geloof je mij nu?” vraag ik. Nu sluit haar hand zich om de mijne; “Dank je wel.”
De volgende dag sta ik weer op de stoep, ontvang bij het openen van de deur direct een omhelzing. Jouw lief had heerlijk geslapen, eindelijk, en jij had dus ook weer even een paar uur kunnen pakken. “Ik ben zo blij dat jij er weer bent.”
Auteur: Jennifer Bergkamp, verpleegkundige in de wijk