Alleen

Auteur: Sander de Hosson, longarts
31.12.2022
Alleen
Auteur: Sander de Hosson, longarts
31.12.2022

‘In de bus?’ Het moet nogal verbouwereerd geklonken hebben toen ik de verpleegkundige van de avond vroeg waar zijn echtgenote bleef. We zitten samen om het bed van een ruim tachtigjarige man die onze aanwezigheid vermoedelijk allang niet meer opmerkt. Zijn ogen zijn gesloten en zijn handen liggen gevouwen op zijn buik. Ik kijk naar zijn ademhaling, die steeds langzamer wordt. We hebben onze handen om de zijne geslagen. De verpleegkundige houdt de ene vast, ik de andere. Hij is stervende.

Heel soms verslechtert iemands situatie zo snel dat de familie niet op tijd is om bij het sterven aanwezig te zijn. Dat is hartverscheurend. Externe factoren kunnen een rol spelen; zo kwam ooit een familie te laat doordat ze opgehouden werden door een routinecontrole van de politie. We hadden op tijd gebeld, maar de auto was door de politie aan de kant gezet om de brandstof te controleren. Het terechte protest werd gesmoord, zo begreep ik. Waarom hadden ze mij dan niet even gebeld, vroeg ik. Maar dat wilde de politie niet. Ik begrijp daar helemaal niets van. Een familie op weg naar een stervende geliefde verdient een zwaailicht.

Als we zien aankomen dat iemand alleen sterft, valt me op dat elke zorgverlener grote piëteit betracht en zoveel mogelijk ruimte vrijmaakt om aanwezig te zijn. Helaas kunnen we door tijdgebrek steeds minder vaak voldoen aan deze stilzwijgende erecode, die voortkomt uit goed hulpverlenerschap en menselijkheid.

De man ligt sinds twee dagen op onze verpleegafdeling met een longontsteking. Hij is in een buitengewoon matige conditie en thuis ging het beslist niet meer. Hij woont alleen met zijn vrouw en ze hebben alle thuiszorg af weten te wimpelen. Toen hij ziek werd, belde de huisarts mij en vroeg om een opname. Al vrij snel vermoed ik dat patiënt het niet zal overleven. Ik deel dat met hem en zijn vrouw, en ze verzoeken mij om een plekje in een palliatief georiënteerd verpleeghuis te regelen. Als hij zal sterven, wil hij niet dat het thuis gebeurt. Terwijl we een plek in een verpleeghuis regelen, worden we ingehaald door de tijd. De longontsteking reageert niet op antibiotica en de benauwdheid neemt toe. Ik verzoek de verpleging zijn vrouw te bellen, zij moet beslist snel komen.

Terwijl wel op haar wachten, sterft hij ineens, tussen ons in, gewoon van het ene op het andere moment. Alsof het niets is. We horen nog één ademhaling en dan wordt het stil. Na twee minuten laat ik zijn hand los, pak mijn stethoscoop en luister naar zijn hart dat geen geluid meer maakt.

Bij de entree van de verpleegafdeling vertel ik haar nog geen twintig minuten later dat hij dood is. Haar wandelstok valt met een klap op de grond als ze hem ziet liggen. In de kamer wankelt ze naar hem toe. Ze pakt zijn gezicht vast en dan huilt ze. Het is een prachtig beeld dat even lijkt te vertragen, alsof iemand onopgemerkt een slow motion-knop indrukt. Ik zie die mooie oude handen om zijn gezicht, haar mond dicht tegen zijn voorhoofd. Haar lippen tuiten zich en ze kust hem op zijn voorhoofd. Een van haar tranen loopt over zijn gezicht en valt op zijn kussen.

Dan staat ze op en gaat op de stoel recht tegenover mij zitten. Ze kijkt me strak aan – het maakt me wat onzeker – en stelt de enige vraag die ze heeft. ‘Stierf hij alleen?’ Deze vraag had ik verwacht. Het is een belangrijke. ‘Nee,’ zeg ik. ‘Nee. We waren bij hem. Hij was niet alleen. Hij is niet alleen gestorven. We hielden hem vast.’

‘Dank,’ zegt ze, en er verschijnt een glimlach op haar gezicht. Dan steekt ze haar handen uit naar de verpleegkundige en naar mij. Terwijl ze knijpt, dempt ze haar toon. ‘Dank. U weet niet half wat dat voor mij betekent.’


Foto: Pexels.

Carend wenst iedereen een hele fijne jaarwisseling. Op 2023!