‘Ik heb geen zin om te gaan zitten wachten tot ik niks meer kan, als ik dan toch doodga, dan maar zo snel mogelijk!’ Christina heeft uitgezaaide longkanker die niet meer te behandelen is. Ze is een pittige vrouw van 65 jaar en stond nog niet zo lang geleden volop in het leven. Beter gezegd: volop levend bij de dood, want Christina werkte voor een uitvaartonderneming.
Ze kan maar niet bevatten dat ze nu in een hospice verblijft en ze kan zichzelf niet als een patiënt zien. Gelukkig heeft ze weinig last van benauwdheid en na een dag of drie in het hospice heeft ze het wel gezien: ‘Ik wil naar huis, voel me goed en verveel me te pletter hier.’ Christina doet zich echter beter voor dan dat ze is, want na kleine inspanningen is ze intens moe. Ze heeft even tijd nodig gehad om te wennen en gelukkig biedt het vele bezoek afleiding. Na een week begint ze zich enigszins thuis te voelen en te genieten van de aandacht, iets wat ze niet gewend is. Ze zorgde altijd voor anderen en nu zijn de rollen omgedraaid.
Christina is niet bang voor de dood: ‘Ben je gek, dat duurt maar even’, zegt ze laconiek. Ze heeft graag de touwtjes in eigen handen en heeft daarom haar uitvaart al helemaal geregeld. Dat zij het moeilijk vindt om ziek te zijn, blijkt uit haar sterke euthanasiewens. “Ik heb geen zin om te wachten tot ik niks meer kan, als ik dan toch doodga, dan maar zo snel mogelijk!” Ze is heel stellig en bespreekt dit iedere keer met de huisarts. De twee dochters van Christina respecteren haar wens maar vinden het heel moeilijk. Ze willen het liefst zo lang mogelijk van hun moeders aanwezigheid genieten.
In de paar weken van haar verblijf in het hospice gaat zij verder met het afronden van haar leven en het plannen van haar aankomende dood. Ze vertelt me dat ze haar sieraden al tussen haar dochters verdeeld heeft: ‘Nu kan ik tenminste zien of ze er blij mee zijn, wat heb ik eraan als het na mijn dood gebeurt?’
Op een bepaald moment merkt Christina dat ze de touwtjes niet meer vast kan houden. Lopen is niet meer mogelijk door de vermoeidheid en ze is nu afhankelijk van een rolstoel. De pijn neemt toe waarvoor ze morfine krijgt. De kanker lijkt zich uitgebreid te hebben naar haar hersenen waardoor ze de plank soms volledig misslaat en dingen doet die zij niet wil. De maat is vol. Ze regelt een euthanasiedatum met de huisarts. Hij zet alles in gang en Christina krijgt de laatste gesprekken met de SCEN-artsen die haar groen licht geven. Ze is opgelucht. Ze vraagt mij om erbij aanwezig te zijn. ‘Dan kan je in de gaten houden dat het goed gebeurt. Ik vertrouw niemand met die gekkigheid.’ ‘Natuurlijk,’ zeg ik, ‘ik vind het een eer dat je dit vraagt.’ Ze geeft mij dankbaar een dikke knuffel.
Thuis denk ik over haar vraag na. Ik sta honderd procent achter mijn besluit maar ik ben nog nooit eerder bij een euthanasie aanwezig geweest. Ik heb wel veel mensen zien sterven. Euthanasie is een zaak tussen cliënt, huisarts en naaste familie. Wij zorgen voor rust, privacy en nazorg. Ik voel me vereerd dat ik aanwezig mag zijn maar ik voel mij niet super zelfverzekerd. Op vrijdag, onderweg naar mijn werk, slaan de zenuwen een beetje toe. Bij het hospice zie ik Christina in haar tuintje zitten. Ze roept of ik haar wil helpen om naar het toilet te gaan. Ze ziet er prachtig uit, haar haren zijn gekapt, ze heeft prachtige make-up op en mooie kleding aan. ‘Wat zie je er prachtig uit!’, zeg ik dan ook. ‘Mooi hè’, zegt ze. ‘Dan hoef jij straks niets meer aan mij te doen.’ Typisch Christina: zelfs haar laatste zorg, zoals wassen en aankleden, heeft ze zelf al geregeld. Christina ziet zichzelf liever nu al zoals ze er straks uit zal zien. Wat heeft ze er anders aan? Niets!
Ik zie dat ze zenuwachtig is, ze wacht al vanaf acht uur tot het zover is. Om vier uur vanmiddag gaat het gebeuren. Haar naasten zijn er ook al sinds ze wakker is. Het wachten valt haar zwaar. Bijna de hele dag zit ze buiten in het rookhok met haar familie. Ze is moe, het is haar allemaal te veel en vraagt of ik haar wil vergezellen bij haar laatste sigaretje in de tuin, even zonder haar familie. Ik hou haar hand vast als ze haar laatste sigaretje rookt. Woorden zijn niet nodig. Hierna is ze nog even samen bij haar naasten voordat de huisarts arriveert. Ik haal Christina op om haar naar het bed te brengen en bespreek boven met de huisarts de gang van zaken. Ook voor hem is het een moeilijke taak. “Ik heb voor dit vak gekozen om mensen beter te maken. Euthanasie is het moeilijkste wat er is. Maar Christina is een vrouw die het voor mij een klein stukje makkelijker maakt, omdat ze me iedere keer op het hart drukt hoe dankbaar ze is dat ik dit wil doen.”
Als het moment va de euthanasie daar is neem ik plaats in een hoekje van de kamer, zo onzichtbaar mogelijk. De dochters zitten ieder aan een kant van hun moeder op het randje van het bed. Er wordt nog even gelachen, vast uit zenuwen, grapjes gaan over en weer. De dokter zit vlak bij het hoofdeind van het bed en maakt in opperste concentratie de spullen klaar. Ineens ziet Christina mij in het hoekje zitten en steekt haar duim op, ze lacht lief. Als antwoord maak ik een hartje met mijn vingers. Ze lacht en probeert hetzelfde te doen. Ik krijg een hartje op zijn kop terug. Een hartje ondersteboven, gericht naar de hemel. Het is een gebaar dat ik nooit zal vergeten.
De laatste woorden, de laatste vragen, de laatste tranen en de laatste lach verdwijnen bij het toedienen van de injecties. De eerste injectie bevat een pijnbestrijdend middel dat ervoor zorgt dat de komende injecties geen pijnsensatie zullen geven. Hierna volgt een injectie met een middel dat haar in coma brengt. Zojuist was ze nog levendig, nu is Christina opeens in slaap en niet meer aanspreekbaar. Haar dochters kunnen het niet geloven en vragen hun moeder of ze echt slaapt. Ze reageert nergens meer op. Daarna volgt de laatste injectie met het middel dat de spieren lamlegt, waardoor ook de ademhaling stopt. Na tien minuten overlijdt Christina. Het zijn minuten van totale stilte. Pas wanneer de woorden van de huisarts die stilte verbreken, barsten de dochters in tranen uit. Ook ik kan mijn tranen niet bedwingen en laat ze, onzichtbaar in mijn hoekje, even stromen.
Ik herstel me snel als ik zie dat de huisarts zijn spullen opruimt. Ik nodig hem uit voor een kopje koffie in de familieruimte. Terwijl de koffie dampend in onze handen rust, treffen onze blikken elkaar en slaken we allebei een diepe zucht. Ik geef hem de ruimte om van zich af te praten maar hij blijft stil. Dat weerspiegelt zijn professionaliteit en empathie, gezien de zware taak die hij heeft verricht. Ik doorbreek de stilte door hem te herinneren aan Christina's waardering. ‘Ze wilde geen gekkigheid en is vredig en zonder complicaties heengegaan, dankzij jouw zorg en inzet’, vertel ik hem. Een kleine glimlach komt op zijn gezicht en zijn gespannen schouders zakken. Christina's laatste reis was er een van vrede, dankzij de zorgzaamheid en toewijding van allen die bij haar waren. En met die gedachte, in die familiekamer, vindt ook een stukje van onze eigen vrede plaats.
In de laatste levensfase heerst niet alleen verdriet, maar net zoals in het ‘normale’ leven is er ook: lachen, genieten, huilen, sarcasme, lol, boosheid en ja: zelfs feesten. Esther Mostert, verpleegkundige in een hospice, schrijft over de laatste bladzijde uit het levensboek van cliënten (gasten) die zij heeft verzorgd. De verhalen zijn verzameld in de verhalenbundel De laatste bladzijde.
Carend organiseert in april samen met het Expertisecentrum Euthanasie een drieluik over Euthanasie. Het drieluik start op 2 april met het Webinar 'Euthanasie in de dagelijkse praktijk' waarin arts Joyce de Bruin en verpleegkundige en consulent euthanasie Ans Duteweert uitvoerig in zullen gaan op de beslismomenten in het euthanasietraject.