Wachtend op de reparatie van mijn bril bij de opticien in Winsum, besluit ik aan de overkant bij De Gouden Karper de tijd te doden. Buiten spoelt het van de regen en de harde wind heeft al menig buiten staand reclamebord omgeduwd. Bij binnenkomst schuif ik meteen rechts bij de vierkante tafel op één van de banken met de zachte kussens. Ik bestel een kop thee en trek de Trouw die op tafel ligt naar me toe.
Ik blader de ellende op de wereld voorbij, tot mijn oog valt op een grote kleurenfoto. Het onderschrift vertelt me dat de groep kleurig geklede grijze koppen, begeleid door een glimmende tuba, een protestlied zingt. Ze zingen een lied tegen de Bloemendalers die de komst van een hospice in hun villabuurt in Bloemendaal willen tegenhouden.
Ik krijg een brok in mijn keel. Met mijn handen stevig om het theeglas lees ik het artikel. Nieuwsgierig naar het ‘waarom’. Het antwoord daarop is mager. Kort samengevat wil men de kinderen uit de villabuurt beschermen tegen de aanblik van de dood.
Ik pak een zakdoekje uit mijn tas, snuit mijn neus en veeg snel een paar opkomende tranen weg. Vandaag exact zes weken geleden was ik zelf in een hospice. Aan het bed van mijn vader, of eigenlijk in zijn bed.
Hij ligt te slapen op zijn zij, twee dekbedden over hem heen geslagen. Hij heeft het koud. Terwijl op tv in Parijs dapper gestreden wordt om de laatste olympische medailles, lig ik naast hem in het verpleeghuisbed en wrijf over zijn bonkige rug. Hij strijdt ook, tegen het sterven.
De deur van zijn kamer gaat zachtjes open. De vrijwilligster die mij binnen heeft zien komen vraagt fluisterend of ik wat wil drinken. ‘Thee’ zeg ik zonder geluid te maken, en ze knikt bevestigend.
De kamer van mijn vader is knus. Hij heeft een privé terras met uitzicht op een prachtige boomgaard met bloementuin. Ook al is het zomer, toch worden de vogels met pindakaaspotten naar het raam gelokt zodat mijn vader ze vanuit zijn bed kan zien. Hij is te zwak om naar buiten te gaan. Op tafel en op de grond staan boeketten en bloemstukken en de muur hangt vol met kaarten van allen die aan hem denken, hem groeten of gewoon iets leuks vertellen over de vakantie die ze net achter de rug hebben. Wat moet je ook schrijven aan iemand die in een hospice ligt.
Ik had hem zelf aangemeld voor het hospice in Warnsveld. Hij voldeed aan alle voorwaarden. Na een paar weken wachten werd ik gebeld. Er was een plek voor mijn vader en er volgde een intakegesprek. Helder als hij was vroeg mijn vader wat er met hem zou gebeuren als hij na 6 maanden nog niet dood was. De verpleegkundige wist even niet wat te zeggen. Het uiteindelijke antwoord ‘dan kijken we op dat moment naar een passende oplossing’, stelde hem gerust. Wij wisten wel beter.
Als niet veel later mijn thee wordt geserveerd wordt mijn vader wakker. Ik help hem rechtop te gaan zitten en we kletsen even. Inmiddels is ook mijn moeder gearriveerd. Ze verruilt de gedragen onderbroeken, sokken en pyjama’s door het meegebrachte schone goed. Mijn moeder zit nog maar net als de vrijwilligster zich wederom meldt om te vragen of ze nog iets voor ons kan betekenen. ‘Ja! Graag drie bolletjes met ijs en vers fruit,’ is de reactie van mijn vader. Verbaasd kijk ik mijn vader aan. IJs? ‘Ja je vader is gek op ijs,’ zegt de vrijwilligster. Jullie ook maar een bakje? En zo zitten we niet veel later met zijn drieën op de rand van het bed achter een bak ijs met vers fruit. Mijn vader met de grootste portie, zit met een grote glimlach smikkelend tussen ons in.
Het was de laatste keer dat ik hem heb zien lachen. Zes dagen later overleed hij, in het hospice waar hij drieënhalve week is vertroeteld. Waar hij midden in de nacht een glaasje witte wijn met nootjes ‘bestelde’ én kreeg uitgeserveerd en daarmee zijn morfineslokje wegspoelde. Waar hij ijsjes met vers fruit kreeg, soms wel vier keer per dag. Waar hij drie dagen voor zijn overlijden tegen mijn moeder zei ‘ik ben toch wel blij dat ik hier nu ben’.
Terugkijkend hierop, vraag ik mij af waar de Bloemendaalse tegenstanders straks naartoe gaan, als het hun tijd is om te gaan? Of zitten zij soms in een speciale soort ‘ijstijd’ waarin het einde aan hen voorbijgaat?