De afgelopen maand begeleidde ik een aantal coassistenten. Ze kwamen vers uit de collegebanken om klaargestoomd te worden voor het laatste stuk van de opleiding geneeskunde.
Toen ik ze vroeg wat ze over palliatieve zorg hadden geleerd in de ruim drie voorliggende jaren, bleef het tergend stil. Iemand kon zich nog vaag iets herinneren over palliatieve sedatie, een ander noemde proactieve zorgplanning. Maar wat het inhield was dan weer niet bekend. In dit kennismakingsgesprek met deze jonge collega’s vertel ik altijd dat de naam van de studie die ze volgen – geneeskunde – in het geheel niet dekt wat ze echt moeten leren. In de komende maanden gaan ze namelijk leren dat veel van hun patiënten doodgaan. Dat staat slecht omschreven in de leerboeken. Hoe dat doodgaan precies gaat, staat in het geheel niet vermeld en ook leren ze nauwelijks wat je als arts precies kan doen om het lijden van mensen met een ongeneeslijke ziekte zo goed mogelijk te verlichten. Als ze er dan al iets over leren, gaat het met name over het verlichten van lichamelijk lijden, terwijl veel van het lijden van deze mensen zich juist afspeelt op hele andere terreinen, zoals binnen de psychosociale en zingevingsdomeinen.
Al enige jaren wordt vanuit verschillende hoeken gepleit voor structureel inbedding van palliatieve zorg onderwijs in de opleiding tot arts op alle Nederlandse universiteiten. In 2018 publiceerde de Leyen University uitgebreid promotie-onderzoek waaruit bleek dat het met de hoeveelheid onderwijs op dit vlak diep bedroevend gesteld was (zie: https://link.springer.com/article/10.1007/s40037-018-0447-4). Het woord diep bedroevend heb ik er uiteraard zelf aan gelabeld, want daar waren de onderzoekers te netjes voor.
Ze stelden in dit onderzoek vast dat er veel ruimte voor verbetering was. In de opleidingseisen tot arts worden vier van de vijf domeinen van goede levenseindezorg aangestipt, maar de eisen zijn onvolledig en weinig specifiek. Geen van de acht medische faculteiten behandelt in de geneeskundeopleiding alle (sub)domeinen van palliatieve zorg. Bovendien is het aanwezige aanbod verweven in het curriculum, als onderdeel van andere vakken. Slechts één faculteit biedt een keuzevak aan waarin alle essentiële aspecten van de internationale normen zijn opgenomen. Een keuzevak dus. Echte kennis over sterven is een keuzevak.
Het behoeft weinig toelichting dat goede kennis over palliatieve zorg, zowel de vroegtijdige begeleiding in de vorm van proactieve zorgplanning en symptoombestrijding als diepgaande kennis over de zorg in de stervensfase en de begeleiding van rouw in de fase erna noodzakelijke onderdelen zijn van de kennis en vaak kunde van de arts, op welke plek dan ook in de gezondheidszorg.
Verschillende projecten, waaronder het O2PZ-project van Amsterdam UMC proberen verandering te brengen, maar ik heb ondanks de mooie initiatieven er weinig vertrouwen in dat deze zachte aanpak nu echt veel verandering gaat brengen. Het probleem op veel medische faculteiten is dat iedereen verantwoordelijk is voor het opleidingsprogramma, waardoor uiteindelijk niemand verantwoordelijk is. Ik hoor over gestage overwinningen binnen verschillende faculteiten: her en der worden keuzevakken aan het bestaande opleidingsassortiment toegevoegd, het zet allemaal bedroevend weinig zoden aan de dijk.
'Fatsoenlijk geboren worden is kennelijk meer waard dan fatsoenlijk doodgaan'
Wil je palliatieve zorg op de medische faculteiten echt aan bod laten komen, dan moet het verplicht gesteld worden van hogerhand. En dan niet een keuzevakje op een achternamiddag, niet een weekje als sluitpost van een of ander trimester, maar gewoon een volwaardig basisvak van minstens (!!) drie maanden. Want die tijd staat er ook voor de geboortezorg. Fatsoenlijk geboren worden is kennelijk meer waard dan fatsoenlijk doodgaan.
Het is hoog tijd voor een radicale verandering. En die moet plaatsvinden door mensen met lef en doorzettingsmacht. Het is de enige wijze om noodzakelijke verandering in de opleiding te bewerkstelligen, omdat we dan zullen pas zien hoe snel de broodnodige verantwoordelijkheid wél genomen wordt. Dus ministers Dijkgraaf, Kuipers en Helder van Onderwijs en VWS: pak de handschoen op die uw voorgangers hebben laten liggen. Het is hard nodig!