De dood is moeilijk te accepteren. Dat geldt voor mens en dier. Als het kalf van een dolfijn overlijdt kan ze haar levenloze kind nog dagenlang bij zich houden en af en toe naar de oppervlakte duwen, als ware het een levende baby. Chimpansees en Gorilla’s vertonen soortgelijk gedrag en zelfs vogels zijn geraakt door het verlies van een naaste. Van kraaien en eksters is bekend dat zij zich verzamelen rond een overleden soortgenoot.
Het zijn verhalen die de mens onderscheidt van het dierenrijk. Bij ons is de dood van oudsher een reis naar een andere wereld. In alle klassieke culturen zien we dat basisverhaal rond het sterven terug: bij de Egyptenaren, de Kelten, de Grieken, de Noren. We hebben geen idee hoe dit verhaal rond de dood precies is ontstaan, maar de eerste bewijzen zijn ongeveer honderdduizend jaar oud. Neanderthalers en vroege Homo Sapiens begraven hun doden met voedsel, wapens en sieraden. Dit suggereert sterk dat zij geloven in een voortzetting van het bestaan na het overlijden.
De dood als een reis naar een andere wereld brengt voordelen met zich mee. Het verzacht het verlies. De dood is geen definitief einde meer, maar een overgang naar iets anders, iets beters. Tegelijkertijd draagt het verhaal bij aan de cohesie binnen de gemeenschap. Een gedeelde perceptie van de werkelijkheid brengt mensen nader tot elkaar, zeker als je de overledene gezamenlijk, met behulp van rituelen, kunt voorbereiden op de reis naar een andere wereld. Een belangrijke verantwoordelijkheid: die laatste reis is immers vol gevaren en beproevingen. Hoe beter de overledene is voorbereid, hoe groter de kans dat hij of zij de eeuwige jachtvelden of het paradijs bereikt.
Als jagers en verzamelaar overlijdt de mens nog veelal plotseling en gewelddadig tijdens de jacht of in oorlog met een andere stam. De overgang naar een landbouwsamenleving verandert het sterven. Virussen, overgenomen van het vee, worden een belangrijke doodsoorzaak. Wie pokken heeft sterft. Maar een dag of tien voor de dood zijn de verschijnselen al duidelijk. Het betekent dat de stervende zich nu ook bij leven kan voorbereiden op de reis naar de andere wereld. En er komen rituelen bij die enigszins losstaan van de reis naar de andere wereld. Zo wordt het belangrijk dat vóór de dood conflicten zijn bijgelegd en dat de erfenis netjes is verdeeld.
Culturen ontwikkelen zich, gemeenschappen worden groter en ‘individualiteit’ gaat een rol spelen. Hoe je als mens op aarde hebt geleefd, gaat zodoende steeds meer bepalen hoe je laatste reis verloopt. Heb je goed geleefd? Dat dan ga je naar de hemel. Heb je je niet gehouden aan de voorschriften van de gemeenschap? Dan ga je naar de hel. Dit verhaal is sterk herkenbaar in moderne religies zoals het Christendom en de Islam. Enerzijds heeft angst voor de hel een sterk disciplinerende invloed op individuen en draagt hij in belangrijke mate bij aan de orde in de samenleving, anderzijds kan die angst de allerlaatste levensfase tot een verschrikking maken.
Ik ben vast niet de enige die de angst en onzekerheid van dichtbij heeft ervaren aan het sterfbed van diep gelovige mensen. Ik heb daar in ieder geval nare herinneringen aan. Veel religies hebben gelukkig rituelen om die angst een beetje te bezweren, denk aan het laatste sacrament bij Katholieken, maar soelaas biedt dat niet altijd. De angst om op de reis naar de andere wereld een verkeerde afslag te nemen is onder gelovigen niet zelden groot.
In Westerse samenlevingen wint de individualisering het momenteel van de bindende, religieuze verhalen. Seculiere Nederlanders hebben weinig meer met hel en verdoemenis. Sterker nog, dit soort angstbeelden zijn een belangrijke reden dat grote groepen mensen van het geloof zijn afgestapt. Dat brengt ons cultureel gezien wel in een wonderlijke situatie. Honderdduizend jaar geschiedenis hebben we ermee bij het vuilnis gezet. Want nu we niet meer in god geloven, geloven we ook niet meer dat de dood een reis naar een andere wereld is. Het basisverhaal dat duizenden generaties voor ons houvast heeft gegeven is voor ons ongeloofwaardig geworden. Dood is voor velen van ons gewoon dood.
Nog steeds nemen we graag bij leven afscheid, en nog steeds is het belangrijk om conflicten bij te leggen en de erfenis te verdelen. Maar een gedeeld verhaal over de diepere betekenis van dood hebben we niet meer. Met het verdwijnen van de reis naar een andere wereld zijn ook de religieuze rituelen grotendeels verdwenen. Sommige sociologen denken dat we wat dat betreft nu “onthand” zijn. Dat we geen geloofwaardige gebruiken meer hebben. Ik zie wat anders. Ik zie dat mensen rituele kracht toekennen aan medische handelingen in de allerlaatste levensfase. We geloven misschien niet meer in god, we geloven wél in geneeskunde. Over medische rituelen rond het levenseinde vertel ik volgende maand meer.
Hugo van der Wedden is verpleegkundige (niet praktiserend) en medisch socioloog en schrijft maandelijks columns voor Carend.