Je bent een jonge vent, ongeneeslijk ziek en je kan niet goed meer voor jezelf zorgen. Daarom verblijf je bij ons in het hospice. Je bent een prachtige verschijning, je loopt in nette, aparte blouses, mooie spijkerbroek en prachtige puntlaarzen. Oorbel in je oor en een grote ring om je vinger. Je laat me trots je nieuwe kleren zien als je de stad in bent geweest. ‘Anne, kijk even in die tas. Ik heb een mooie, nieuwe blouse gekocht’.
Elke avond word je opgehaald door een vriend en ga je even naar je eigen huis. Het is zo belangrijk voor je om even thuis, tussen jouw eigen vertrouwde spullen, te zijn.
Na een tijdje gaat het minder goed. Je zus zegt: ‘Zijn hoofd is te klein voor alle informatie’. Je begrijpt niet goed dat je niet meer beter wordt. Dat maakt dat je uit de gesprekken alleen de goede dingen filtert. En daardoor denk je dat je weer thuis kunt wonen.
Je hebt verdrietige momenten als we je confronteren en laten inzien dat het steeds minder goed met je gaat en dat de slechte momenten de overhand nemen. Je voelt je leeg, ziek en beroerd. Het gaat steeds slechter. Je ligt veel op bed, voelt je onrustig en verdrietig. De arts in het ziekenhuis heeft je twee dagen geleden verteld dat hij echt niets meer voor je kan doen. Je lichamelijke pijn wordt behandeld. De pijn en onrust in je hoofd kan je niet meer aan en na een paar gesprekken met de arts besluit je dat je wil gaan slapen zodat je niet meer merkt dat je je zo ellendig voelt.
'Wat ben je relaxt en wat geniet je enorm. Je lacht en zingt een lied'
Ik spreek je op een vroege zondagochtend en je vertelt dat jouw hondje vandaag komt, samen met je familie. Je besluit dat je vandaag de tijd neemt om met je familie te zijn en afscheid te nemen. Je zus en broers zitten op het balkon te overleggen. We hebben aangegeven dat het goed is dat jullie met het hele gezin samen zijn. Je roept me tussen de middag en geeft aan dat je graag een sigaartje wilde roken en samen met je broers en zus op het terras wil zitten. Ik zet je in de rolstoel, de pomp met medicatie op schoot, en rijd je naar buiten. Je drinkt nog een glaasje, eet een stukje fruit en houdt een sigaartje in je hand. Wat ben je relaxt en wat geniet je enorm. Je lacht en zingt een lied.
Je schoonzus en zus komen bij me in tranen. Ze zijn ontroerd dat jullie samen dit mooie moment mogen beleven. Het is intens, emotioneel, er wordt gelachen en genoten. Ik zie allerlei emoties bij jullie allemaal. Wat een waardevolle middag hebben jullie samen! Twee dagen laten laat je het leven hier los. Of zoals je zelf zei: "Ik ga voor altijd heel lang slapen".
Na je overlijden speek ik je zus, ze spreekt vol liefde over je. Je was markant, hield van mooie dingen en mooie kleren. Je was een echte paradijsvogel.